
Het ministerie van Financiën heeft een aanpassing van de splitsingsvrijstelling in consultatie gebracht. Daarmee moet misbruik worden ingeperkt.
In de praktijk is het onbedoeld mogelijk geworden om de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting ruimer toe te passen dan oorspronkelijk de bedoeling was, zo licht het ministerie toe. ‘Zo kan met een samenstel van transacties heffing van overdrachtsbelasting worden voorkomen bij de overdracht van onroerende zaken terwijl bij een rechtstreekse overdracht wel overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn.’
Acht voorwaarden
Het kabinet wil dat met conceptregelgeving bestrijden. Er worden daarin de volgende voorwaarden gehanteerd voor de vrijstelling:
- Een aanhoudingseis van 3 jaar.
- Een ondernemingseis.
- Een voortzettingseis voor de verkregen onderneming van 3 jaar.
- Na de splitsing kan een opvolgende vrijgestelde rechtshandeling (fusie, splitsing, interne reorganisatie) of een aandelenfusie plaatsvinden waarbij de opvolgende verkrijger in de plaats treedt van de verkrijger bij de eerdere splitsing.
- Wanneer dat het geval is wordt de vrijstelling niet teruggenomen mits de opvolgende verkrijger een soortgelijk belang verkrijgt.
- Wanneer een opeenvolging van verschillende vrijgestelde rechtshandelingen in overwegende mate is gericht op het voorkomen van belastingheffing geldt de vrijstelling niet.
- De vrijstelling ziet ook op zogenoemde ruziesplitsingen (aandeelhouders uit elkaar), hier geldt de ondernemingseis en bijbehorende voortzettingseis niet, de aanhoudingseis geldt wel.
- De vrijstelling is ook van toepassing als door de splitsing aandelen worden verkregen in een onroerendezaaksrechtspersoon en deze kwalificeren als een aanmerkelijk belang (codificering van een beleidsbesluit).
Reageren op de consultatie kan tot 8 mei.
Geef een reactie