
In een recent arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden stond de verevening van pensioenaanspraken centraal. Het Hof werd verzocht uitspraak te doen over de vermeende afstand tot pensioenverevening, uit hoofde van finale kwijting dan wel gerechtvaardigd vertrouwen dat geen aanspraak op pensioenverevening meer zou worden gemaakt. Een bijzonder feitencomplex maakt echter niet dat het Hof afwijkt van eerdere jurisprudentie. Wat was er aan de hand?
Partijen zijn van 1982 tot 2007 getrouwd geweest. Door de man werd gedurende het huwelijk pensioen opgebouwd. De vrouw werd in november 2017 door het pensioenfonds geïnformeerd dat zij per 1 april 2018 aanspraak kon maken op een deel van het pensioen van haar ex-partner. Doordat geen tijdige melding van de scheiding was gedaan (binnen twee jaar), zou het fonds niet rechtstreeks uitbetalen.
Door de vrouw werd per brief in 2021 aanspraak gemaakt op pensioenverevening, met terugwerkende kracht (circa € 99.000). In eerste aanleg werd de man veroordeeld tot pensioenverevening, vermeerderd met jaarlijkse indexatie. Vervolgens werd beslag gelegd op de pensioenuitkering van de man.
Toepasselijkheid Wvps?
In het hoger beroep (ECLI:NL:GHARL:2024:1809) stelde de man zich op het standpunt dat de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) niet van toepassing zou zijn. Dit omdat geen sprake zou zijn geweest van een gezamenlijke inspanning om in gezamenlijke mate aanspraak te kunnen maken op pensioenverevening. Gedurende het huwelijk zou de vrouw periodes gescheiden van het gezin hebben gewoond. Volgens het Hof volgt uit de wet echter niet dat sprake dient te zijn van actieve inspanning. Uitgangspunt van de wet is pensioendeling, vanuit de gedachte dat beide partijen hebben bijgedragen aan de pensioenopbouw. Zeker in de gevallen waarin sprake is van afhankelijkheid van de ene partner, zoals in onderhavig geschil. Juist doordat de vrouw gezien haar toestand niet kon werken en afhankelijk was van het inkomen van haar man. Dat de vrouw gedurende periodes niet beschikbaar was voor het gezin, maakt volgens het Hof niet dat ze daardoor geen aanspraak kan maken op pensioenverevening.
Finale kwijting en bijzondere omstandigheden?
Subsidiair doet de man een beroep op de bijzondere omstandigheden die zouden maken dat een onverkorte toepassing van de Wvps naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Zeker ten aanzien van de reeds verstreken pensioentermijnen. Deze bijzondere omstandigheden zouden zien op de financiële en gezinssituatie gedurende het huwelijk en de invloed van de gezondheid van de vrouw daarop. Volgens de man zou tevens sprake zijn van finale kwijting ten aanzien van de pensioenaanspraken. Het Hof overweegt geen stukken te hebben ontvangen waaruit volgt dat partijen ook afspraken hebben gemaakt over het pensioen.
Door de brief van het pensioenfonds (3 november 2017) werden partijen geïnformeerd over het recht van de vrouw op een deel van het pensioen van de man. Volgens het Hof was het aan de man om naar aanleiding daarvan actief te handelen. Echter zou nergens uit blijken dat door partijen over de pensioenkwestie is gesproken. Ook niet in het kader van de finale kwijting die op 21 november 2017 werd overeenkomen, in een kort geding ten aanzien van een machtiging tot verkoop van de voormalig echtelijke woning. De man kan volgens het Hof niet stellen dat hij ervan uit was gegaan dat pensioen daaronder kwalificeerde. Juist gelet op de vereisten die de Wvps daaraan stelt. Volgens het Hof is niet gebleken dat partijen specifieke afspraken hebben gemaakt ten aanzien van pensioenverevening. De man mocht er ook niet vanuit gaan dat door de vrouw geen aanspraak meer werd gemaakt. Het beroep op rechtsverwerking slaagt dan ook niet. Van stilzitten is gelet op het handelen van de bewindvoerder van de vrouw geen sprake geweest.
Het Hof volgt de man ook niet dat hij door betaling van de reeds verstreken pensioentermijnen onredelijk bezwaard of benadeeld wordt. De man wist immers dat hij een deel van zijn pensioen aan zijn ex-partner diende te voldoende. Dat de man meende afwijkende afspraken te hebben gemaakt, leidt volgens het Hof niet tot onredelijke bezwaring of benadeling. Immers had de man de voor de vrouw bestemde bedragen kunnen reserveren.
Beoordeling
Het Hof concludeert dat door de vrouw geen afstand werd gedaan van pensioenverevening en dat daar ook geen afspraken over zijn gemaakt. De overwegingen van het Hof zijn in lijn met de vereisten die aan een afstand van pensioenverevening op grond van de Wvps worden gesteld. Het dient immers te gaan om een schriftelijke afspraak tot uitsluiting van pensioenverevening. Dit kan volgen uit de huwelijkse voorwaarden of uit de onderlinge (schriftelijke) afspraken in het kader van de scheiding.
Een afspraak tot finale kwijting zonder expliciete verwijzing naar de afspraken omtrent pensioen is dan ook onvoldoende. In de regel gaat het immers om pensioenaanspraken die een grote waarde vertegenwoordigen. Hierdoor wordt een afstand van pensioenverevening niet zomaar aangenomen, óók niet door een pensioenuitvoerder. Het gebrek aan tijdige pensioenverevening komt de man in het onderhavige geschil gezien de omvang van de nabetaling duur te staan. Dit benadrukt ook het belang om bij een scheiding alert te zijn op de pensioenverevening, daarover afspraken te maken én dit tijdig (binnen twee jaar) te melden bij de betreffende pensioenuitvoerder. Dit zodat een rechtstreeks recht voor de ex-partner bestaat jegens de pensioenuitvoerder en door de pensioenuitvoerder uitvoering wordt gegeven aan de pensioenverevening. In het geval van een niet tijdige melding van de echtscheiding, is een pensioenuitvoerder in beginsel namelijk niet gehouden de pensioenafspraken voor de ex-partners uit te voeren. In sommige gevallen zijn pensioenuitvoerders echter op verzoek van beide partijen alsnog bereid daartoe over te gaan. Echter is een pensioenuitvoerder daartoe dan niet verplicht.
Conversie uitgangspunt nieuwe wet
Het is de verwachting dat de wetgeving omtrent pensioenverevening bij echtscheiding op korte termijn wordt herzien. Niet alleen de wijzigingen op de grond van de per 1 juli 2023 in werking getreden Wet Toekomst Pensioenen (WTP) spelen daarin een rol. Ook de Wet Pensioenverdeling bij scheiding staat nog in de wachtkamer, in verband met de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Het uitgangspunt van die wet is een pensioenconversie bij scheiding. Hierdoor krijgt iedere (ex-)partner na scheiding een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Dit zou dan een einde maken aan de pensioenafhankelijkheid van ex-partners ná de scheiding.
Linda Evers is advocaat bij Gommer & Partners.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie