
De rechtbank Noord-Nederland heeft zich recentelijk uitgelaten over afspraken die in het kader van een echtscheiding waren gemaakt over de verdeling van pensioen. Duidelijk is dat een uitsluiting of afwijking expliciet gemaakt moet worden.
Het huwelijk heeft geduurd van 7 juni 1985 tot 6 december 2004. Bij het aangaan van het huwelijk zijn huwelijkse voorwaarden opgesteld. Dit was ten tijde van het zogenaamde Boon/Van Loon-regime, waardoor pensioen alleen verdeeld moest worden als sprake was van een gemeenschap van goederen. In het kader van de scheiding (vallende onder het regime van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, verder te noemen Wet VPS) hebben partijen een echtscheidingsconvenant opgesteld. Hierin is ook een pensioenbepaling opgenomen, dat partijen geconstateerd hebben dat de man bij Nationale-Nederlanden en het Pensioenfonds voor de Metaal Unie pensioen heeft opgebouwd, met toevoeging van de geldende polis c.q. deelnemersnummers. Ook is opgenomen dat de vrouw geen pensioen heeft opgebouwd. Gekozen is voor de standaardverevening en toekenning van bijzonder partnerpensioen op grond van de Pensioenwet.
Meerdere polisnummers
De man heeft bij Nationale-Nederlanden nog onder twee polisnummers pensioen opgebouwd en vordert in de procedure een verklaring voor recht dat deze dus niet verevend hoeven te worden, nu partijen hierover geen afspraak hebben gemaakt. Hetzelfde vordert de man inzake het bijzonder partnerpensioen. Nationale-Nederlanden heeft op deze polissen wel verevening doorgevoerd en een recht op bijzonder partnerpensioen toegekend.
De man onderbouwt zijn vordering met de stelling dat hij in de in het kader van de scheiding gevoerde gesprekken duidelijk heeft aangegeven dat hij alleen de in het convenant opgenomen polissen wilde verevenen. De andere twee polissen zijn een polis uit een waardeoverdracht en een koopsompolis. Ook de mediator heeft een verklaring verstrekt dat het nimmer de bedoeling van partijen was die beide polissen te verevenen.
De vrouw stelt dat uit het convenant blijkt dat partijen juist voor de standaardverevening hebben gekozen. Beide polissen zijn pensioenpolissen en moeten dus verevend worden. Nu de man niet heeft gesteld dat de Wet VPS in principe niet op de polissen van toepassing is, moet de Rechtbank ervan uitgaan dat de Wet VPS van toepassing is. Er bestaat dan ook een recht op verevening, tenzij partijen afwijkende afspraken hebben gemaakt.
Oordeel Rechtbank
Dan is het aan de Rechtbank Noord-Nederland (18 mei 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1700). De Rechtbank gaat mee met het standpunt van de vrouw. Partijen hebben in het convenant de Wet VPS van toepassing verklaard. Weliswaar alleen voor de twee genoemde polissen, maar dat maakt niet dat de andere polissen daar niet onder vallen. Immers, een uitsluiting dient te geschieden in bewoordingen waaruit expliciet blijkt dat partijen geen verevening hebben gewild van de betreffende polissen. Dat is niet gebeurd. Dat partijen er mogelijk vanuit gingen dat de polissen niet onder de Wet VPS vielen, maakt dit niet anders. Dezelfde redenering gaat op voor het bijzonder partnerpensioen.
De partijbedoeling is dus volgens de Rechtbank niet van belang, nu de schriftelijke overeenkomst hieromtrent ontbreekt.
Conclusie
De vrouw behoudt dus haar recht op een deel van het ouderdomspensioen en het bijzonder partnerpensioen. De kwestie laat zien dat het bij scheiding van belang is om goed in beeld te hebben welke pensioenvoorzieningen zijn opgebouwd, of ze onder de Wet VPS c.q. de Pensioenwet vallen en of partijen hiervan willen afwijken. Dan moet vervolgens een duidelijke schriftelijke vastlegging van deze afwijking plaatsvinden.
Linda Evers is advocaat bij Gommer & Partners
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie