
Uitspraak: 23/2200 en 23/2201 Wtra AK
Omstreden vastgoedconstructie
De acht Scholen voor Persoonlijk Onderwijs (SvPO), inmiddels omgedoopt tot PVO, raakten in 2021 in opspraak door vernietigende rapporten van de onderwijsinspectie over financieel wanbeheer. Onder leiding van de voormalige bestuurder werd 16 miljoen euro aan rijksbekostiging gebruikt voor de ver- en nieuwbouw van vier schoolgebouwen. Ook ouderbijdragen werden hiervoor ingezet. De panden kwamen juridisch in handen van een private stichting, waarvan de bestuurder tevens voorzitter was. Volgens de onderwijsinspectie werd deze Stichting voor Persoonlijk Onderwijs op deze manier onrechtmatig verrijkt, waarop in 2022 aangifte werd gedaan. Het OM startte een strafrechtelijk onderzoek en legde beslag op panden en bankrekeningen.
De voormalig bestuurder verdedigde de constructie met het argument dat hij wilde voorkomen dat de gebouwen in handen van de overheid zouden vallen als een school ooit moest sluiten. Onder grote druk van toenmalig onderwijsminister Dennis Wiersma trad hij in juni 2022 af als bestuurder van de scholen, maar bleef hij nog enige tijd voorzitter van de stichting. Later werd deze rol overgenomen door zijn vrouw en medeoprichter van de scholen.
Overdracht en seponering
Op 17 november 2023 werd de vastgoedstichting overgedragen aan de scholen voor persoonlijk voortgezet onderwijs (PVO), zoals de SvPO-scholen inmiddels heten. De overdracht werd vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waarvan de inhoud geheim blijft. Minister Mariëlle Paul liet de Tweede Kamer weten dat hiermee de kwestie wat haar betreft was afgewikkeld. Kort daarna besloot het OM de strafzaak tegen de bestuurder te seponeren. Enkele voormalige SvPO-scholen zijn inmiddels gesloten, de andere scholen zullen waarschijnlijk in andere handen gaan komen.
Tuchtrechtelijk staartje: financieel wanbeheer?
De RA die de controle deed bij de scholen liep vorig jaar tegen een doorhaling van een half jaar aan. De Accountantskamer oordeelde dat ze onvoldoende had gecontroleerd of de manier waarop overheidsgelden werden besteed wel door de beugel kon.
De voormalige bestuurder en de stichting dienden op hun beurt dan weer een tuchtklacht in tegen twee accountants van de onderwijsinspectie. Bij de Accountantskamer stelden ze onder meer dat in de vervolgonderzoeken van de inspectie in 2022 ten onrechte is geconcludeerd dat sprake was van financieel wanbeheer. Daarbij ging het volgens de inspectie om de economische eigendom van een van de schoolgebouwen.
De klagers voerden aan dat het schoolgebouw tot de economische eigendom van de overkoepelde stichting behoort en daarom op de balans hoort te staan. De bewering in het onderzoeksrapport van de inspectie dat een bedrag van € 2.838.188 moet worden afgeboekt als onrechtmatig bestede bekostiging is onjuist. De conclusie in het onderzoeksrapport dat sprake is van wanbeleid op dit punt is niet correct, stellen de klagers.
De Accountantskamer oordeelt dat de conclusie, dat niet is gebleken dat de stichting de economische eigendom heeft van het schoolgebouw, een verdedigbaar standpunt is. In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond. De vraag is vervolgens of de gevolgtrekking in het onderzoeksrapport dat de boekwaarde geheel moet worden afgewaardeerd, terecht is. Daarover overweegt de Accountantskamer dat de twee accountants aan de constatering dat de stichting niet het economisch eigendom van het schoolgebouw in bezit heeft, het gevolg verbinden dat de boekwaarde daarvan geheel moet worden afgewaardeerd. Naar het oordeel van de Accountantskamer is die gevolgtrekking onvoldoende genuanceerd. De RA’s waren ermee bekend dat de stichting een dertigjarig gebruiksrecht had afgesproken met steunstichting voor de acht Onderwijsstichtingen. Ook al was het gebruiksrecht nog niet geformaliseerd in een zakelijk recht van erfpacht, de voordelen ontleend aan dit dertigjarig gebruiksrecht kwalificeren als toekomstige prestatie-eenheden die zullen toekomen aan de rechtspersoon in de zin van RJ 212.201, ook wanneer de uitgaven worden gedaan ter zake van materiële vaste activa die niet in juridisch eigendom worden verkregen (zie RJ 212.207). Daarom heeft het gebruiksrecht een zekere waarde en komt het in beginsel voor activering in aanmerking.
Er is wel onduidelijkheid over de waarde van dit gebruiksrecht, oordeelt de Accountantskamer. De waarde hoeft namelijk niet hetzelfde te zijn als de investering die de stichting in het schoolgebouw heeft gedaan. Bij het bepalen van de waarde is van belang wat de waarde van het schoolgebouw is aan het einde (al dan niet tussentijds) van de erfpacht en of de stichting op dat moment een (contractuele) vergoeding toekomt voor de opstalwaarde. Daarover ontbreekt informatie in het onderzoeksrapport van de inspectie, die deze nuancering zou kunnen verduidelijken. De Accountantskamer is van oordeel dat de accountants hierover onvoldoende zorgvuldig hebben gerapporteerd en dat hen daarvan een tuchtrechtelijk verwijt is te maken.
Naar het oordeel van de Accountantskamer hebben de klagers niet aannemelijk gemaakt dat het door de inspectie gemaakte verwijt van financieel wanbeleid onterecht is. De RA’s hebben op basis van hun onderzoek terecht geconcludeerd dat de vermelding in de jaarrekening dat de stichting juridisch en economisch eigenaar is van het gebouw onjuist is. Daarnaast is er op zijn minst onduidelijkheid over de waarde van het gebruiksrecht van het gebouw dat de stichting per balansdatum bezat. In zoverre is dit klachtonderdeel daarom ongegrond.
Persoonlijk financieel voordeel bestuurder?
Een ander interessant onderdeel in de uitspraak gaat over de vraag of de voormalige bestuurder persoonlijk financieel voordeel heeft behaald. De accountants concludeerden van wel, en stelden dat dat ten koste is gegaan van (de continuïteit) van de scholen. Maar de klagers voerden bij de tuchtrechter aan dat dat niet is onderbouwd door feiten. De accountants reageerden in hun verweerschrift en ter zitting niet op dat verwijt.
De Accountantskamer is het met de klagers eens dat een onderbouwing van het verwijt dat de voormalige bestuurder financieel voordeel heeft behaald met het aangaan van financiële constructies of door het voeren van het onderzochte wanbeleid niet uit de onderzoeksrapporten van de inspectie volgt. De inspectie concludeert dat de steunstichting en een tweede stichting – stichtingen die niet onder het toezicht van de inspectie vallen – bevoordeeld zijn, doordat zij juridisch eigenaar zijn van panden waarin door de onderwijsstichtingen is geïnvesteerd. Daaruit volgt echter niet dat ook de voormalige bestuurder zelf financieel voordeel heeft behaald. Die samenvattende conclusie van de accountants is niet juist, oordeelt de Accountantskamer. Maar daarbij moet volgens de tuchtrechter ook worden opgemerkt dat de RA’s in de beschrijvende paragraaf consequent hebben geschreven dat met het handelen financieel voordeel is behaald voor de steunstichting. De voormalige bestuurder was daarvan bestuurder. Met de samenvattende conclusie hebben de accountants evenwel in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Waarschuwing
De Accountantskamer komt al met al tot een waarschuwing voor de twee accountants. ‘Betrokkenen zijn werkzaam als financieel inspecteur en werken in die hoedanigheid mee aan het financieel toezicht op onderwijsinstellingen’, wordt daarbij overwogen. ‘Het is belangrijk dat de bevindingen steeds op een voldoende deugdelijk grondslag berusten. De gevolgen van de onderzoeksbevindingen kunnen immers groot zijn voor de onderwijsinstellingen, zoals in dit geval voor de Onderwijsstichtingen. Betrokkenen hebben in belangrijke mate de feiten voldoende zorgvuldig en vakbekwaam vergaard en vervolgens standpunten ingenomen die op deze feiten kunnen worden gebaseerd. In het omvangrijke rapportageproces zijn zij op enkele onderdelen tekortgeschoten.’
Geef een reactie