Een recente uitspraak van het gerechtshof Amsterdam over de verenigbaarheid van het Nederlandse Arbeidstijdenbesluit met de Europese Arbeidstijdenrichtlijn kan grote consequenties hebben voor accountancy- en advocatenkantoren. Dat betoogt universitair hoofddocent arbeidsrecht Hanneke Bennaars in het FD.
In de Nederlandse Arbeidstijdenwet zijn werknemers die minimaal driemaal het minimumloon verdienen uitgezonderd van de regels over arbeids- en rusttijden (inclusief de registratieplicht). In de uitspraak overweegt het Amsterdamse hof dat het de vraag is of deze Nederlandse uitzondering wel in overeenstemming is met het Europees recht, schrijft Bennaars. Dat zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor bedrijven waar tegenover een goed salaris ook lange dagen staan, zoals (grote) accountancy- en advocatenkantoren.
Europese richtlijn
In de Europese richtlijn is bepaald dat er van de regels over maximale arbeidstijd mag worden afgeweken als door de bijzondere kenmerken van de werkzaamheid de arbeidstijd niet kan worden gemeten, vooraf kan worden bepaald, of door de werknemer zelf kan worden bepaald. Dit laatste geldt met name wanneer het gaat om ‘leidinggevend personeel of andere personen met autonome beslissingsbevoegdheid’.
De Nederlandse inkomensgrens sluit daar volgens Bennaars niet goed op aan. Niet iedere werknemer die minimaal dat bedrag verdient heeft immers ‘onmeetbare’ werkzaamheden, is een leidinggevende of heeft een autonome beslissingsbevoegdheid over zijn eigen werktijden.
Bron: Uitspraak hof kan urenfabrieken Zuidas in problemen brengen
Geef een reactie