De AFM is ‘overwegend positief’ gestemd over het interne kwaliteitsonderzoek van de zes OOB-kantoren. AFM-bestuurslid Hanzo van Beusekom, die aan de vooravond staat van de uitbreiding van het toezicht naar het segment van de niet-OOB-kantoren, verwacht dat de kosten daarvan binnen de perken blijven. ‘Het gaat er bij mij niet in dat de kosten de niet-OOB-kantoren zal ontmoedigen.’
Dat zegt Van Beusekom in een interview met Accountancy Vanmorgen over het rapport ‘Grip op kwaliteit’. Toezichthouder AFM is tevreden over de kwaliteitscontroles van de accountancysector zelf. De Autoriteit Financiële Markten controleerde afgelopen jaar 18 interne kwaliteitscontroles van de zes OOB-kantoren. Bestuurder Hanzo van Beusekom is positief gestemd over de bevindingen. Accountancy Vanmorgen sprak met hem, in de aanloop naar de uitbreiding van het toezicht tot ook de niet-OOB-kantoren.
U heeft de processen van de interne kwaliteitscontrole onderzocht. Wat zijn de bevindingen?
‘We zijn positief gestemd over de opzet van de procedures van de zes kantoren. De kantoren hebben goed getrainde mensen, goede stappenplannen, goede procedures. Dit valt nog te verbeteren, door bijvoorbeeld de actualiteit erin te halen, technologie in te zetten, of nog meer aselecte selecties van de controles.’
Waar heeft u op gelet bij het onderzoek?
‘We hebben gekeken naar het systeem van kwaliteitsbeheersing. Hoe zit de procedure in elkaar? Hoe selecteert het kantoor cases voor de interne kwaliteitscontrole? Hoe wordt dat geanalyseerd? En dan de nazorg: hoe herstelt het kantoor eventuele fouten? En is er sprake van lerend vermogen? Maar naast het proces hebben we ook achttien interne controles zelf onafhankelijk opnieuw uitgevoerd, zonder vooraf de uitkomst van de interne kwaliteitscontroles te weten.’
En over de uitkomst van die benchmark bent u tevreden?
‘Ja, we zijn overwegend positief gestemd. Het gaat natuurlijk om een kleine aantallen, wat neerkomt op drie wettelijke controles per kantoor. In vijftien van de achttien gevallen zijn wij tot hetzelfde oordeel gekomen als de eigen interne kwaliteit controle. Van die 15 waren drie interne oordelen negatief. Wij kwamen in die drie gevallen ook tot een negatief oordeel. Maar in drie van de achttien cases kwamen wij tot een negatief oordeel, waar het interne kwaliteitsonderzoek positief oordeelde. Dat betekent dat de accountant een goedkeurende verklaring heeft gegeven die op onvoldoende controle-informatie is gestoeld om die verklaring te kunnen geven.’
Wat zijn de consequenties voor de accountant en het kantoor?
‘Dat betekent niet dat morgen die drie jaarrekeningen teruggetrokken moeten worden. Het betekent wel dat men moet nadenken: moeten we iets herstellen? Het type gesprek dat wij over die drie gevallen hebben gehad is een intelligent, onderbouwd gesprek geweest over hoever je als controlerend accountant moet gaan in je controle. Dat is een ander gesprek dan zes jaar geleden, toen kantoren riepen dat er geen probleem was, en dat onze lat te hoog lag.’
Hoe kijkt u aan tegen de frauderisico’s in deze tijd van lage rente, hoge inflatie en mogelijk een stilte voor de storm?
‘Wij zijn geen conjunctuurvoorspellers, maar het zou me niet verbazen als we over een aantal jaar in een ander deel van de economische cyclus zitten. Dat legt nu een verantwoordelijkheid op de schouders van accountants bij het opstellen en controleren van jaarrekeningen. De kans dat frauderisico’s in deze periode toenemen, lijkt mij vrij groot. Voor het publiek belang zou een groot accountingschandaal in Nederland desastreus zijn voor de sector. Dan zouden we ineens vier stappen terug gaan.’
Hoe hoog zijn de kosten van het accommoderen van de AFM-onderzoeken voor de kantoren geweest?
‘Dat weten wij niet. We doen ons uiterste best om de boel onder controle te houden. Bij de zes OOB-kantoren houden we doorlopend contact. Bij de AFM hebben we zo’n 30 fte werken aan toezicht – thematisch én instellingsspecifiek –, ondersteuning en management. Het grootste deel daarvan hielden zich bezig met het toezicht op de 6 OOB-kantoren. Dus onze inspanning beperkt zich per kantoor tot minder dan 4 à 5 fte.’
Volgend jaar zal de AFM ook toezicht houden op de 260 niet-OOB-kantoren. De SRA voorspelt dat dat voor die kantoren een forse kostenstijging oplevert, die veel kantoren zal aanmoedigen hun vergunning in te leveren. Hoe kijkt u daartegen aan?
‘Je kunt niet 260 kantoren operationeel onder toezicht brengen van de AFM en verwachten dat het niets kost. Maar de bulk van de kosten komt bij de grote zes OOB-kantoren terecht, want de kosten zijn gerelateerd aan de omzet van een accountantsorganisatie. Daar komt bij, dat we de honderden niet-OOB-kantoren niet op dezelfde manier kunnen controleren als de grote zes. De controleprocessen zijn anders, de aard van de controles zijn minder complex, niet beursgenoteerd en minder vaak internationaal. Daarom segmenteren we onze selectie. We houden apart toezicht op de grote zes, op de volgende twintig, de volgende vijftig en zo verder.’
Wat merken kleinere kantoren daarvan?
‘Bij de kleinere kantoren is de kern een geautomatiseerde vragenlijst. Daarmee draaien wij nu al pilots met kantoren – die kunnen zich overigens nog voor onze laatste pilot aanmelden. Op basis daarvan zeggen wij welke thema’s wij willen oppakken. Omdat we het toezicht meer thematisch zullen inrichten op risico’s en op deelgebieden, verrichten we in een zes-jaarscyclus naar verwachting meerdere activiteiten. Dat betekent niet op voorhand dat we bij iedere vergunninghouder eens per 6 jaar een onderzoek ter plaatse gaan uitvoeren. Hoeveel tijd en fte’s dat kost? Dat hangt af van het thema, maar het gaat er bij mij niet in dat deze kosten significante impact op de niet-OOB-kantoren hebben.’
Het hele rapport ‘Grip op kwaliteit’ is hier te lezen. (pdf)
Geef een reactie