8.1 Inleiding
Als er sprake is van intracommunautaire prestaties, zal de ondernemer ook een zogenaamde Opgaaf ICP moeten doen. Een andere in de praktijk veel voorkomende aanduiding voor deze verplichting is ook ‘listing’.
Het doel van de Opgaaf ICP is de belastingdiensten in de andere EU-landen te informeren over de goederen, die daarheen zijn geleverd en de diensten die daar zijn verricht. De belastingdiensten van de EU‑landen geven elkaar informatie over de naar elkaar geleverde goederen en verrichte diensten. Al deze gegevens worden per afnemer getotaliseerd en vergeleken met de door de afnemer aangegeven intracommunautaire verwervingen en afgenomen diensten. Als hier grote verschillen tussen bestaan, zal de buitenlandse belastingdienst navraag doen en eventueel een onderzoek instellen bij de afnemer. Ook kan de buitenlandse belastingdienst aan de Nederlandse Belastingdienst vragen een onderzoek bij de presterende ondernemer in te stellen.
Eén van de dingen, die de ondernemer zelf kan doen, is ervoor te zorgen dat het totaal van de bedragen, opgegeven in de BTW‑aangifte bij vraag 3b overeenstemt met het totaalbedrag dat in de Opgaaf ICP staat vermeld bij onderdeel 3. Als dit niet aansluit, kan men sowieso vragen van de Belastingdienst verwachten.
8.2 Tijdvak Opgaaf ICP
In beginsel kan de ondernemer zelf kiezen over welke periode hij de Opgaaf ICP doet. De hoofdregel is per maand.
De ondernemer kan voor een kwartaalaangifte kiezen als de intracommunautaire leveringen in het desbetreffende kwartaal en in elk van de vier daaraan voorafgaande kalenderkwartalen niet meer bedraagt dan € 100.000. Heeft hij ervoor gekozen de Opgaaf ICP per kwartaal in te dienen, maar verricht hij in een kwartaal voor meer dan € 100.000 aan intracommunautaire leveringen, dan moet hij (weer) per maand opgaaf doen. De ondernemer kan ervoor kiezen om per twee maanden opgaaf te doen. Hij kan deze periode alleen kiezen als hij in de tweede maand van het gekozen tijdvak van een het kalenderkwartaal de grens van € 100.000 aan intracommunautaire leveringen heeft overschreden. Nadat hij deze opgaaf heeft gedaan, moet hij maandelijks opgaaf doen van zijn intracommunautaire leveringen.
De ondernemer mag zijn intracommunautaire diensten per kwartaal opgeven, ook als hij zijn intracommunautaire leveringen per maand opgeeft. Hij doet dan maandelijks opgaaf van zijn leveringen. Daarnaast doet hij aan het eind van het kwartaal een kwartaalopgaaf van zijn diensten. De ondernemer kan er in dit geval echter voor kiezen ook de intracommunautaire diensten per maand op te geven. Daarnaast is er de mogelijkheid dat, als hij BTW‑jaaraangifte doet, hij de Inspecteur kan verzoeken ook voor de Opgaaf ICP een jaaraangifte te doen. Dit verzoek zal gehonoreerd worden als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Het jaarlijkse bedrag van al zijn leveringen en diensten (exclusief BTW) bedraagt niet meer dan € 200.000.
- Zijn jaaromzet aan intracommunautaire leveringen en diensten (exclusief BTW) bedraagt niet meer dan € 15.000.
- Hij verricht geen intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen.
Let ook op het tijdstip van indiening voor het verzoek de Opgaaf ICP per jaar te mogen doen. Een verzoek voor een jaaropgaaf ICP, dat wordt ingediend vóór 1 mei, wordt ingewilligd met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar. In andere gevallen is de ingangsdatum 1 januari van het volgende jaar.
Op de ondernemer rust de verplichting de Inspecteur onmiddellijk op de hoogte te brengen als hij niet meer voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden. De regeling wordt dan beëindigd, waarbij de Inspecteur voor het tijdstip van beëindiging dezelfde gedragslijn volgt als bij de ingangsdatum van de regeling[1].
8.3 Indiening Opgaaf ICP
Een Opgaaf ICP moet worden ingediend door een ondernemer, die intracommunautaire leveringen en/of diensten heeft verricht. De ondernemer krijgt van de Belastingdienst geen bericht om een Opgaaf ICP in te leveren als hij in een tijdvak intracommunautaire leveringen en/of diensten heeft verricht. Hij moet hier zelf aan denken. Als de ondernemer in een tijdvak geen intracommunautaire leveringen en/of diensten heeft verricht, hoeft hij over dat tijdvak geen Opgaaf ICP in te leveren.
De Opgaaf ICP moet uiterlijk de laatste dag van de maand, volgend op het gekozen tijdvak, worden ingediend. Als de ondernemer de Opgaaf ICP niet of niet tijdig indient, kan hij een boete krijgen (zie hierna).
8.4 Onjuiste of te late Opgaaf ICP
De Belastingdienst/Central Liaison Office beoordeelt een ontvangen Opgaaf ICP op volledigheid (zijn van alle afnemers de BTW-identificatienummers vermeld) en juistheid (zijn de juiste BTW‑identificatienummers vermeld). Blijken hierbij onvolkomenheden, dan stuurt de Belastingdienst/Central Liaison Office de ondernemer een mededeling, waarin hem wordt verzocht alsnog binnen een bepaalde termijn de ontbrekende of onjuiste gegevens aan te vullen respectievelijk te herstellen. Tevens wordt hij in deze mededeling gewaarschuwd voor een boete als hij niet aan de verplichtingen voldoet. Als de ondernemer tijdig en volledig aan het verzoek voldoet, krijgt hij geen boete. Reageert de ondernemer niet of verstrekt hij niet alsnog tijdig de volledig juiste gegevens, dan is er sprake van een verzuim en krijgt hij een boete.
De Belastingdienst/Central Liaison Office voert na afloop van een kwartaal een vergelijking uit met vraag 3b van de aangifte(n) omzetbelasting. Als hieruit blijkt dat de ondernemer intracommunautaire leveringen en/of diensten heeft verricht, maar dat hij geen Opgaaf ICP heeft ingediend, dan stuurt de Belastingdienst/Central Liaison Office de ondernemer een mededeling, waarin de ondernemer wordt verzocht binnen een bepaalde termijn alsnog een juiste en volledige Opgaaf ICP in te dienen. Hij wordt in deze mededeling ook gewaarschuwd voor een boete als hij niet aan de verplichtingen voldoet. Voldoet de ondernemer tijdig en juist aan het verzoek in de mededeling dan is alles verder in orde en krijgt hij geen boete. Blijft de ondernemer evenwel in gebreke door de Opgaaf ICP niet of niet tijdig in te zenden, dan is er sprake van een verzuim en krijgt hij een boete. Hij kan ook een boete krijgen als hij de Opgaaf ICP pas indient nadat hij een mededeling heeft ontvangen en deze opgaaf niet volledig en juist, dus fout, indient. Kort daarna zal de ondernemer van de Belastingdienst/Central Liaison Office een overzicht van de fouten krijgen, meestal foute BTW‑identificatienummers met het verzoek de juiste gegevens in te zenden. Als de ondernemer dan alsnog de juiste BTW‑identificatienummers opgeeft, wordt de boete niet teruggedraaid, maar voorkomt hij wel dat de Inspecteur een naheffingsaanslag BTW oplegt omdat de ondernemer in geval van een levering ten onrechte het nultarief heeft toegepast of in het geval van een dienst ten onrechte de heffing heeft verlegd naar de buitenlandse afnemer.
8.5 Fiscale eenheid BTW en Opgaaf ICP
De fiscale eenheid voor de BTW heeft geen betekenis voor de Opgaaf ICP. Voor de omzetbelasting wordt weliswaar, over het algemeen, een geconsolideerde aangifte gedaan onder het BTW‑nummer voor de fiscale eenheid, voor de intracommunautaire leveringen en diensten blijven de leden van de fiscale eenheid hun eigen BTW‑nummer gebruiken.
De fiscale eenheid vermeldt het totaal van alle intracommunautaire leveringen en diensten, zoals we gezien hebben in paragraaf 2.3b, bij vraag 3b van de BTW‑aangifte. De fiscale eenheid doet echter geen Opgaaf ICP, maar dat doet elk lid van de fiscale eenheid afzonderlijk. Elk lid dient zijn eigen Opgaaf ICP in voor de door haar verrichte intracommunautaire leveringen en diensten. In de Opgaaf ICP vermeldt het lid wel de adresgegevens en het BTW‑identificatienummer van de fiscale eenheid en het betreffende tijdvak, zodat de Belastingdienst aansluiting kan zoeken bij de betreffende BTW‑aangifte en kan nazien of het aansluit bij de bedragen, die op de BTW‑aangifte van de fiscale eenheid zijn opgegeven bij vraag 3b.
Zoals we bij paragraaf 4.5.1 gezien hebben, kunnen de leden van de fiscale eenheid ook verzoeken elk afzonderlijk BTW aangifte te mogen doen. Zij krijgen dan een subnummer op het BTW‑identificatienummer van de fiscale eenheid. Leden van de fiscale eenheid, die afzonderlijk BTW‑aangifte doen en intracommunautaire leveringen en diensten verrichten, vullen ook een eigen Opgaaf ICP in. In dat geval vullen zij in de Opgaaf ICP alleen hun eigen BTW‑identificatienummer in en bij de overige rubrieken de eigen intracommunautaire leveringen en intracommunautaire diensten.
8.6 Verband tussen Opgaaf ICP en aangifte BTW
We hebben al een paar keer gerefereerd aan het verband tussen de BTW‑aangifte en de Opgaaf ICP. Het totaalbedrag van de Opgaaf ICP moet aansluiten met het totaalbedrag dat de ondernemer wegens intracommunautaire leveringen en diensten heeft vermeld bij vraag 3b van de BTW‑aangifte(n) over hetzelfde kwartaal. De Belastingdienst/Central Liaison Office vergelijkt deze gegevens ook met elkaar. Blijkt hierbij een verschil, dan zal de ondernemer door de Belastingdienst/Central Liaison Office schriftelijk worden verzocht of hij de onjuistheden binnen een bepaalde termijn wil herstellen. Als de ondernemer de onjuistheid, hetzij in de BTW‑aangifte, hetzij in de Opgaaf ICP of in beide herstelt, dan is alles in orde en krijgt hij geen boete. Reageert de ondernemer niet of niet tijdig op dit schriftelijke verzoek of geeft hij geen afdoende verklaring, dan zal de Inspecteur een nader onderzoek instellen. Als de Inspecteur daarbij constateert dat de Opgaaf ICP onjuist is, is er sprake van een verzuim en krijgt de ondernemer een boete. De ondernemer krijgt voor dit verzuim evenwel geen boete:
- als hij voor deze Opgaaf ICP al een verzuimboete heeft gekregen, wegens het niet of niet tijdig indienen of het verstrekken van onvolledige dan wel onjuiste BTW‑identificatienummers; óf
- als hij voor dezelfde onjuistheden al een vergrijpboete heeft gekregen in verband met een onjuiste BTW‑aangifte.
8.7 Boetes
De Inspecteur kan een verzuimboete opleggen als de ondernemer niet of niet tijdig voldoet aan zijn verplichtingen met betrekking tot de Opgaaf ICP. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten verzuimen:
- de ondernemer dient de Opgaaf ICP niet of niet op tijd in;
- vermelding onjuiste dan wel niet alle BTW‑identificatienummers van afnemers;
- de ondernemer vermeldt de totaalbedragen van de leveringen en diensten per afnemer niet of niet voor het juiste bedrag.
Daarnaast wordt, bij het opleggen van de boete, onderscheid gemaakt tussen een eerste verzuim, een tweede/derde verzuim en een vierde/volgend verzuim. Van een tweede/derde verzuim en een vierde/volgend verzuim is er sprake als de ondernemer over de voorafgaande 24 maanden al één respectievelijk twee, drie keer of vaker in verzuim is geweest en hij dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. Bij vernietiging van een boete wegens afwezigheid van alle schuld telt een verzuim niet mee voor de verzuimenreeks.
De boete bedraagt bij een:
- eerste verzuim € 123;
- tweede/derde verzuim € 246;
- vierde/volgend verzuim € 1.230.
De maximaal op te leggen boete is € 5.278 opleggen. Deze zal alleen in uitzonderlijke gevallen worden opgelegd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geval dat een ondernemer stelselmatig in verzuim is. Ook in situaties waarin er sprake is van samenspanning van leverancier en afnemer om in Nederland of in een ander EU-land belastingontduiking te bevorderen, kan de Inspecteur de hoge boete opleggen.
8.8 Bezwaar tegen boetes
Ook bij de Opgaaf ICP geldt een afgrendelde tijd, waarbinnen boetes kunnen worden opgelegd. De Belastingdienst kan geen boetes meer opleggen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de verplichting tot het indienen van de Opgaaf ICP is ontstaan. Een boete wordt opgelegd bij voor bezwaar vatbare beschikking, wat inhoudt dat de ondernemer tegen de boete bezwaar kan maken en zo nodig in beroep kan gaan.
8.9 Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Als laatste noemen we nog dat de ondernemer ook nog geconfronteerd kan worden met een (verplichte) opgave aan het CBS. Dit is aan de orde als de waarde van zijn intracommunautaire verwervingen op jaarbasis meer dan € 1.500.000 bedraagt of als de waarde van zijn intracommunautaire leveringen op jaarbasis meer dan € 1.500.000 bedraagt. Deze drempels gelden voor leveringen en verwervingen afzonderlijk. Als bijvoorbeeld op jaarbasis de intracommunautaire leveringen € 1.200.000 bedragen en de intracommunautaire verwervingen € 1.600.000, hoeft de ondernemer alleen voor de verwervingen een statistiekopgaaf aan het CBS te doen.
Vooralsnog hoeft voor intracommunautaire diensten geen statistiekopgaaf aan het CBS te worden gedaan.
[1] Zie ook (Besluit nr. BLKB2014-704M).
Geef een reactie