Hoewel een aantal van de maatregelen gekoppeld is aan een implementatiedeadline van 1 oktober 2016, moet op bestuurlijk niveau nog besluitvorming plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan de uitgebreide controleverklaring of de vaste set van kwaliteitsindicatoren. Hoe staat het nu met de implementatie van het rapport ‘In het publiek belang’? Voor SRA-leden is dit zeker van belang.
De werkgroep niet-OOB-accountantsorganisaties en het SRA-bestuur gaan in op de uitgebreide controleverklaring, de set van kwaliteitsindicatoren, de tweejaarlijkse evaluatie van het bestuur en controlerend equity partners door een externe, onafhankelijke assessor, en het instellen van een beleggingsbeleid voor partners.
Controleverklaring
Bij alle wettelijke controles geeft de accountant een uitgebreide controleverklaring af: met een beperkter regime voor de middelgrote ondernemingen (kernpunten controle). Daarin geeft hij meer inzicht in de aandachtspunten van zijn controle, de controlemethodiek en uitgevoerde werkzaamheden en de gehanteerde materialiteit. (maatregel 4.5)
Vanuit de werkgroep niet-OOB-accountantsorganisaties en het SRA-bestuur discussieerden diverse vertegenwoordigers van bestuurlijke organen binnen de NBA onlangs over de reikwijdte en de tekstuele invulling van deze maatregel. De kernpunten speelden daarbij een hoofdrol. Inzicht geven in aandachtspunten en de gehanteerde materialiteit kan niet met standaardteksten worden afgedaan. De verklaring moet aansluiten bij de (planning en rapportage zoals die zijn vastgelegd in de) dossiers.
Op dit moment is het wachten op de nadere toelichting van de NBA. De teksten van de uitgebreide controleverklaring die wel gestandaardiseerd worden, worden door de NBA voor eind 2016 aangepast. Accountantskantoren moet deze nieuwe teksten toepassen per boekjaar 2016. Naar verwachting is het vermelden van kernpunten en de gehanteerde materialiteit voor 2016 nog niet verplicht. Implementatie van maatregel 4.5 wordt dus in delen opgeknipt, een exacte fasering is nog niet te geven.
Kwaliteitsindicatoren
Accountantsorganisaties moeten een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen aantonen. Daarin is aandacht voor een beperkte vaste set van kwaliteitsindicatoren, aangevuld met de kantoor-specifieke normen die van toepassing zijn voor de meting van de kwaliteit. (maatregel 5.1)
De werkgroep niet-oob-accountantsorganisaties heeft hiervoor een handreiking opgezet. De werkgroep heeft daarbij zoveel mogelijk praktijkgerichte input van diverse kantoren geïntegreerd. Een eerste concept is inmiddels gereed. De vaste set van vijf belangrijkste kwaliteitsindicatoren moet nog worden bepaald. Dit zal via de werkgroep door het NBA-bestuur moeten worden vastgesteld.
Aangezien kantoren voor het eerst zullen moeten rapporteren in het complianceverslag over 2016, hebben zij nog enige ruimte voor daadwerkelijke implementatie van het meetinstrument. Desondanks streeft de werkgroep naar spoedige publicatie van de vaste set aan kwaliteitsindicatoren.
Evaluatie
Het bestuur evalueert aantoonbaar tenminste eens per twee jaar haar eigen functioneren en dat van de controlerende equity partners met behulp van een externe assessor (start maatregel 2.1 vanaf 2016). Kantoren hebben veel vrijheid bij de invulling van deze maatregel. Dat geldt ook bij de keuze van de onafhankelijke externe assessor. Ze kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van externe compliance-officers, maar ook van de waarnemer. De externe OKB-er kan niet optreden als externe assessor. Deze maakt immers onderdeel uit van het kwaliteitsbeleid van het kantoor en is dus niet onafhankelijk. Ook SRA kan als vereniging of backoffice-officeorganisatie geen rol spelen bij de in/uitvoering van de maatregel in verband met de dubbele rol die zij dan op zich zou nemen.
Beleggingsbeleid partners
Met het beleggingsbeleid voor partners wordt het risico van een conflict of interest voorkomen. Aanvullend op bestaande verordeningen geven partners via de compliance officer volledige inzage in onderlinge financiële (on)afhankelijkheid. Over de uitvoering van dit beleid wordt verslag gedaan in het compliance-verslag. (maatregel 3.6)
Voorkomen moet worden dat vennoten samen privébeleggingen of nadere onderlinge financiële relaties hebben in de ruimste zin van het woord, zonder dat het bestuur van het kantoor hiervan op de hoogte is. De werkgroep is van mening dat als praktische invulling hiervoor volgens de volgende tweetrapsraket kan worden gehandeld:
Onderteken als partners een verklaring van onderlinge onafhankelijkheid: Bij ontkenning (dus onafhankelijkheid), geen punt 2. Indien er wel sprake is van onderlinge afhankelijkheid, dan moet alle informatie verstrekt worden aan de compliance officer waaruit de financiële afhankelijkheid blijkt. De compliance officer beoordeelt of dit kan leiden tot een conflict of interest in het kader van het beleid van het kantoor, gerelateerd aan de maatregelen In het publiek belang. Hij onderneemt daarop actie.
Geef een reactie