Sinds een aantal jaren ben ik een groot wielerliefhebber. Als hobbyfietser rijd ik graag een rondje, maar ik volg ook met plezier klassiekers en grote wiellerrondes vanaf de bank. Een zware bergetappe, de kasseienstroken van Parijs-Roubaix, onze eigen Amstel Gold Race; ik kan er geen genoeg van krijgen. Toch kent het wielrennen naast alle mooie kanten ook een duistere kant; de speculaties bij elke overwinning – eerlijk behaald of niet? Die discussie werpt stelselmatig een schaduw over deze prachtige sport. Wat mij triggert, zijn de voortdurende verdachtmakingen van dopinggebruik, terwijl er strenge dopingcontroles worden uitgevoerd. Houdt het bij een negatieve test niet gewoon op? Is dan niet het maximale gedaan om de renner te kunnen vertrouwen? Hier zie ik een link naar het axiomatisch voorbehoud in de accountancy.
In de Richtlijnen voor Accountantscontrole (RAC) kwam de term (kwalitatief) axiomatisch voorbehoud voor. De RAC stelde als één van de oorzaken: ‘het zich voordoen van feiten die naar hun aard niet uit de administratie blijken of feiten die door de leiding van de vennootschap bewust buiten de administratie worden gehouden’. Het axiomatisch voorbehoud komt niet voor in NV COS en in de praktijk merk ik de laatste jaren wat terughoudendheid bij het gebruik ervan. Terwijl dit begrip in mijn optiek ‒ bij een juiste interpretatie uiteraard ‒ van alle tijden is.
Tijdens het uitvoeren van een controleopdracht moet het onderwerp fraude, de duistere kant van onze controlecliënten, voldoende aandacht krijgen van de accountant. Gepleegde fraude door het management levert een extra aandachtspunt op vanwege de unieke positie die het management inneemt. Zij kan namelijk gemakkelijk de interne beheersing omzeilen. Binnen een onderneming met een directeur-grootaandeelhouder zonder toezichthoudend orgaan wordt dit nog eens versterkt.
Bij het in kaart brengen van de AO/IB van dit type onderneming kun je vaak constateren dat de DGA contacten heeft aan zowel de in- als de verkoopzijde. Daardoor bestaat de mogelijkheid om hele transacties buiten de onderneming om te laten plaatsvinden. Voor accountants is het bestaan van deze mogelijkheid alleen al soms aanleiding om een controleverklaring van oordeelonthouding af te geven. Dat levert vast geen fijn gesprek met de klant op. Maar, relevanter: ik denk dat deze controleverklaring ook lang niet altijd de enige optie is.
Cruciaal is om tijdens de controle ogen en oren open te houden voor signalen van fraude. Allereerst door navraag te doen binnen de onderneming. Bij de directie, de afdelingshoofden en op de werkvloer. Verder is het vaststellen van een sluitend verband in de geld-goederenbeweging hét sluitstuk om te kunnen concluderen of er binnen de administratie aanwijzingen zijn dat gehele transacties buiten de boeken zijn gehouden. En wanneer er geen signalen zijn voor fraude, wat dan? Houdt het daarna niet gewoon op? Zoeken we dan naar iets dat we toch nooit gaan vinden?
Wat mij betreft kan het axiomatisch voorbehoud in deze situatie echt uitkomst bieden. Ergens houdt onze verantwoordelijkheid voor fraude namelijk op. Het automatisch afgeven van een controleverklaring van oordeelonthouding ‒ enkel vanwege de mogelijkheid van fraude ‒ kan wellicht zelfs (onbedoeld) leiden tot een foutieve controleverklaring.
Even terug naar de wielerwereld: Chris Froome finishte als eerste in Parijs. Zijn dopingtest was negatief. Daarmee was hij de terechte winnaar van de Tour 2016. Tenzij ooit het tegendeel wordt bewezen. Geen ruimte meer voor speculaties. Ik durf de discussie wel aan!
Annemieke Stokvis, medewerker kwaliteit en vaktechniek bij de Jong & Laan.
Dit artikel verscheen eerder in AV 3 van oktober 2016. Meer weten of een abonnement? Klik hier.
Geef een reactie