De Hoge Raad heeft een rechtszaak waarin een pluimvee-ondernemer een vergoeding eist van (de accountant van) zijn vader terugverwezen naar het gerechtshof. Die moet zich alsnog buigen over de vraag of de accountant in kwestie de zorgplicht heeft geschonden rondom de overgang van het bedrijf van vader op zoon.
Vader en zoon starten in 1997 een gezamenlijk pluimveebedrijf, nadat de vader in 1996 zijn vleeskuikenbedrijf aan de gemeente Son en Breugel heeft verkocht ter voorkoming van een onteigening. Op advies van accountant ABAB wordt gekozen voor een commanditaire vennootschap. Daarin wordt bepaald dat alleen de zoon bij het einde van de overeenkomst het bedrijf van de vennootschap mag voortzetten. Twee jaar later neemt de zoon het aandeel van zijn vader over; ABAB berekent de overnameprijs. Per saldo is de zoon nog 7.000 gulden verschuldigd. Tegenover de overnameprijs staat overdracht van nog te betalen belasting.
Te hoge overnamesom
In 2009 begint de zoon een rechtzaak tegen ABAB en zijn vader: hij heeft een half miljoen schade geleden omdat de overnamesom te hoog is vastgesteld vanwege een onjuiste verdeling van de stille reserves en een te lage compensatie voor de overgenomen belastingverplichtingen. ABAB had kort na de overname kunnen vaststellen dat een rendabele bedrijfsvoering niet mogelijk bleek, aldus de zoon.
De rechtbank wijst de vordering van de zoon af. Die gaat in hoger beroep bij het gerechtshof in Den Bosch. Daarbij voert hij onder meer aan dat het bedrag van de over te nemen belastingverplichting niet met hem is afgesproken. ABAB had hem erop moeten wijzen dat hij niet gehouden was om in te stemmen met het doorschuiven van de belastingschuld en hem moeten waarschuwen dat hij in een slechte financiële positie zou komen te verkeren en de continuïteit van het pluimveebedrijf op zijn minst genomen in gevaar zou komen, betoogt de zoon. Hij is voor bijna € 300.000 benadeeld, zo berekent hij. Maar het hof wijst de claim opnieuw af: er is onvoldoende bewijs voor de benadeling. Er ontbreken onder meer jaarcijfers en aanslagen inkomstenbelasting. Of ABAB de zorgplicht heeft geschonden, beoordeelt het hof niet.
Niet ingaan op essentiële stellingen
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Dat heeft namelijk een uitspraak gedaan waarbij de vraag of de zoon schade heeft geleden, niet wordt beantwoord met inachtneming van wat de zoon omtrent die schade heeft gesteld en ABAB en de (inmiddels overleden) vader als weerwoord op die stellingen hebben aangevoerd. “Dat kan worden gezien als het niet ingaan door het hof op essentiële stellingen van de eiser.”
Wel gehouden de claim over te nemen
De Hoge Raad gaat in op de klacht dat niet is gebleken dat de zoon gehouden zou zijn de belastingclaim van de vader over te nemen. Het hof heeft geoordeeld dat ABAB en de vader niet hebben gesteld dat de zoon gehouden zou zijn om de belastingclaim over te nemen. Dat oordeel is onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad. “Uit wat ABAB en verweerder […] naar voren brengen, blijkt dat zij – kort samengevat – hebben gesteld dat bij het aangaan van de overeenkomst van commanditaire vennootschap is afgesproken dat [de zoon] bij beëindiging door [de vader] van zijn deelname in de commanditaire vennootschap de daaruit voor [de vader] resulterende belastingschulden zal overnemen en dat [de vader] via een extra-inbreng van NLG 300.000 in de commanditaire vennootschap aan [de zoon] een compensatie hiervoor zal doen toekomen.” Daarmee slaagt het beroep; de Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Geef een reactie