Bij een zeer omvangrijk bewijsbeslag dat onder een derde is gelegd kan die derde aanspraak maken op een redelijke vergoeding van zijn kosten door de beslaglegger. Dat heeft de Rechtbank Amsterdam bepaald in een zaak die draait om de financiële positie van een voormalige klant van Deloitte, DPH.
Het waren niet de ex-klant en Deloitte die tegenover elkaar stonden, maar Deloitte en het in Amsterdam gevestigde petrochemiebedrijf KMG international NV. In april 2016 is DP Holding (DPH) veroordeeld $ 200 miljoen aan KMG te betalen. Kennelijk heeft DPH nog geen cent overgemaakt en beroept het zich op betalingsonmacht. KMG wil proberen via de administratie van Deloitte aan de weet komen wat de inkomens- en vermogenspositie van DPH is. De accountant is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van het bewijsbeslag, maar in dit geval geen partij bij het geschil tussen KMG en DPH. Daarom is Deloitte van mening dat het niet hoeft op te draaien voor alle kosten. ‘De kosten zijn in de gegeven omstandigheden in redelijkheid gemaakt omdat op Deloitte als accountant een geheimhoudings- en zorgvuldigheidsplicht rust. Deloitte kan de deurwaarder niet zo maar onbeperkte toegang verlenen tot haar systemen; zij dient een balans te vinden tussen de hiervoor genoemde plichten enerzijds en haar wettelijke plicht mee te werken aan de uitvoering van het bewijsbeslag anderzijds’, aldus het accountantsconcern.
Deurwaarder
In mei 2017 vroeg KMG de Rechtbank Amsterdam gevraagd om bewijsbeslag te leggen onder Deloitte. Gerechtsdeurwaarder en incassobureau Groot & Evers is in mei begonnen met de uitvoering van het beslag, samen met bewaarder DigiJuris. De deurwaarder schrok zich een hoedje over de hoeveelheid documenten die moest worden doorgespit: alle (e-mail)correspondentie en documentatie van de DPH-entiteiten vanaf 7 mei 2009, betrekking hebbend op jaarverslaggeving, (financiële) transacties, vermogensverschuivingen en bestuurdersaanstellingen. Bij elkaar ongeveer 10 miljoen documenten met een omvang van in totaal in totaal 2,5 terabyte. Met instemming van de deurwaarder is Deloitte daarna gestart met het invoeren en het doorzoekbaar maken van de gegevens in het digitale systeem van Deloitte, genaamd Relativity. Op 8 augustus 2017 heeft Deloitte aan de deurwaarder medegedeeld dat het invoeren van de e-mailboxen in Relativity nog tot oktober 2017 zou duren. Op 16 augustus 2017 heeft de deurwaarder Deloitte opdracht gegeven het invoeren van e-mailboxen in Relativity te staken. Op 22 augustus 2017 is de selectie van gegevens uit de e-mailboxen door de deurwaarder afgerond. De deurwaarder heeft Deloitte vervolgens in de gelegenheid gesteld de geselecteerde gegevens voorafgaande aan de definitieve beslaglegging te controleren. De beslaglegging is tot op heden niet afgerond.
Compensatie
Deloitte wilde dat KMG werd veroordeeld tot betaling van alle kosten die Deloitte nog zal maken in het kader van het bewijsbeslag, voor zover die niet door een voorschot worden gedekt. Of, als de rechter daar niet mee akkoord gaat, KMG te bevelen om ten gunste van Deloitte zekerheid te stellen ten bedrage vaneen half miljoen euro, voor alle kosten en ander nadeel dat Deloitte lijdt en zal lijden. Verder moet Deloitte voorlopig worden ontslagen van verdere medewerking aan het bewijsbeslag, tot KMG heeft betaald. De Rechtbank Amsterdam heeft het verzoek van Deloitte deels toegewezen. KMG moet Deloitte € 25.000 betalen in plaats van het gevraagde half miljoen. Als de gerechtsdeurwaarder en bewaarder de informatie op een externe harde schijf hadden kunnen kopiëren en doorzoeken, had het Deloitte niet zoveel tijd, moeite en geld gekost. Maar omdat Deloitte er zelf op aandrong de deurwaarder de gegevens via het tijdrovende Relativity te laten doorzoeken, heeft het zichzelf op kosten gejaagd, vond de rechtbank. Eigen schuld, dikke bult kortom.
Geef een reactie