Een accountant heeft van de tuchtrechter een waarschuwing gekregen vanwege een ongegronde claim aan zijn voormalige maten. De Accountantskamer verwijt hem in sterke mate vakonbekwaam te hebben gehandeld (zaaknr.17/422). Zijn voormalige zakenpartners wierpen hem ook voor de voeten dat hij valse facturen opstelde en ten onrechte hun faillissementen aanvroeg. Die klachten zijn verworpen.
De zaak waarover de tuchtrechter zich uitsprak was een nieuwe episode in de soap rond het kantoor, waar de accountant op zijn 65e met pensioen zou gaan. Maar daar had hij geen trek in. Hij bleef tot zijn 70ste en wist ook daarna zijn plek aan de top nog een tijdje te behouden. De anderen konden hem wel wegkijken en er ontstond een brandende ruzie, gevolgd door een aantal rechtszaken.
Valse factuur
In juni werd de accountant voor de tuchtrechter gedaagd door zijn ex-vennoten en de jurist van het kantoor. De ex-maten hadden drie klachten. Ze beweerden dat de accountant eind augustus 2016 een factuur stuurde voor werkzaamheden die hij niet verrichtte, met een valse datum. In een sommatiebrief zou hij later ten onrechte hebben beweerd dat de factuur al eerder was verstuurd. De accountant beweerde dat voor de ruzie uren voor zijn directietaken via de interne administratie verrekend werden met de rekening-courant. Toen hij niet meer bij dat interne systeem kon, ging hij over tot het sturen van facturen. De Accountantskamer vindt dat klagers dit niet hebben weerlegd. Dat de facturen ongenummerd en van verschillende datum waren, vond de rechter tuchtrechtelijk irrelevant.
Faillissementen
Verder zou de accountant, niet voor het eerst, op valse gronden faillissementen van drie vennoten hebben aangevraagd. De reden daartoe was een schuld, die volgens de klagers al was afgelost. Eerdere faillissementsaanvragen waren afgewezen. De accountant bleef erbij dat de schuld niet was terugbetaald. Ter zitting bleek dat de accountant de grondslag en de verschuldigdheid van de vordering baseert op de in de conceptjaarrekening 2015 van de maatschap op die pagina opgenomen opgave specificatie van de in de privérekeningen opgenomen verdeling van de resultaten. Naar het oordeel van de Accountantskamer duidt de wijze waarop dit bedrag is gespecificeerd er niet op dat dit een (opeisbare) schuld van de maatschap aan betrokkene betrof. De tuchtrechter vond dat betrokkene als accountant simpelweg helder had moeten zijn dat dit bedrag dat, zoals klagers zeggen, niets meer was dan het resultaat voor zijn werkzaamheden dat in de concept-jaarrekening was gespecificeerd in verband met het door de maatschap gehanteerde systeem van verdeling van het resultaat. Op grond hiervan is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene zijn vordering niet op deze vermelding mocht baseren en dat hem met het innemen van dat onjuiste standpunt in sterke mate verweten kan worden vakonbekwaam gehandeld te hebben. Dit klachtonderdeel werd gegrond verklaard.
Civielrechtelijk
De overige klachten stuiten af op de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit (artikelen 4 en 6 VGBA) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Zulke bijzondere omstandigheden waren in dit geval niet aan de orde. De Accountantskamer toonde wel begrip voor de verwijten van de klagers. Die waren ‘beïnvloed door begrijpelijke emoties’. Maar ‘alleen de handelwijze van betrokkene aangaande de in zijn optiek uit de conceptjaarrekening voortvloeiende vordering van hem jegens de maatschap het oordeel rechtvaardigt dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.’ In zijn uitspraak hield de Accountantskamer het bij een waarschuwing voor de bejaarde accountant.
.
Geef een reactie