Minister Hoekstra (Financiën) wil onderzoeken of de wettelijke bewaartermijn in het kader van de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties (Wta) moet worden verlengd van zeven naar tien jaar. Hij schrijft dat in antwoord op vragen die de Eerste Kamer heeft gesteld bij de behandeling van het wetsvoorstel.
De VVD-fractie wilde weten hoe de nieuwe verjaringstermijn van tien jaar voor tuchtklachten zich verhoudt tot de wettelijke fiscale bewaartermijn van zeven jaar. “Er is geen direct verband tussen deze
wettelijke fiscale bewaartermijn en de nieuwe verjaringstermijn van tien jaar in het accountantstuchtrecht”, aldus Hoekstra. Accountantsorganisatie hoeven na zeven jaar niet langer het
controledossier te bewaren. Maar de minister wil wel kijken of die termijn moet worden verlengd: “De accountantsorganisatie kan, met het oog op mogelijke tuchtklachten aan het adres van de bij het controledossier betrokken externe accountants, ervoor kiezen het controledossier langer te bewaren. Desalniettemin zal nader worden onderzocht of ook deze termijn naar tien jaar dient te worden verlengd.”
Voor de nieuwe verjaringstermijn komt een overgangsregeling, meldde de minister eerder aan de Tweede Kamer.
Zorg en onderwijs voorlopig niet onder OOB-regime
De leden van de PvdA-fractie wilden weten of zorg- en onderwijsinstellingen van een bepaalde omvang niet ook moeten worden aangemerkt als OOB. Hoekstra ziet dat niet zitten: “Eerder is besloten om onderwijs- en zorginstellingen niet aan te merken als OOB’s. Met de aanwijzing van het merendeel van de woningcorporaties, alle netbeheerders, grote pensioenfondsen en de grote instellingen voor het
wetenschapsbeleid (KNAW, KB en NWO) wordt het aantal OOB’s aanzienlijk uitgebreid. Het is raadzaam om de effecten van de voorgenomen aanwijzing voor de aangewezen instellingen, accountantsorganisaties en de markt als geheel af te wachten, alvorens wordt overwogen om andere instellingen onder het OOB-regime
te brengen.”
Vertraging AMvB
De PvdA-fractie wilde weten waarom de algemene maatregel van bestuur waarmee verschillende instellingen worden aangewezen als OOB nog niet is vastgesteld. Volgens Hoekstra is er vertraging ontstaan doordat bij de consultatie van het ontwerpbesluit in april vorig jaar is gebleken dat het besluit nadere aandacht vereist ten aanzien van de eisen aan de auditcommissie. “Hierbij is onder meer van belang dat deze eisen in de Wta momenteel alleen gelden voor vennootschappen in de private sector. Deze eisen zijn niet in alle gevallen passend voor (semi-)publieke instellingen. Daarnaast is in de consultatieperiode naar voren gekomen dat het overgangsrecht nader moest worden bezien om een zorgvuldige overgang naar het nieuwe regime te borgen. Door de noodzakelijke afstemming over deze en andere onderwerpen met eengroot aantal bij dit proces betrokken partijen is vertraging ontstaan. Het besluit treedt zo spoedig mogelijk in werking.”
Intrekken vergunning
De PvdA’ers vroegen, met verwijzing naar het AFM-rapport over accountants van vorig jaar en de geconstateerde vertraging in het verandertraject, of het wetsvoorstel wel voldoende waarborgen bevat dat OOB-accountants snel de gewenste verandering realiseren. Hoekstra wijst op maatregelen als het instellen van een orgaan belast met het interne toezicht voor betere checks and balances tussen de verschillende
organen en de introductie van de geschiktheidseis. “Naast bovengenoemde maatregelen wordt er meer gedaan om de kwaliteit van de wettelijke controles te verbeteren. Een pakket van maatregelen, bestaande uit
implementatie van Europese regels, aanvullende wettelijke maatregelen in het onderhavige wetsvoorstel, de implementatie en borging van de maatregelen in het NBA-rapport en de vervolgstappen die de sector dient te zetten naar aanleiding van het eerste verslag van de Monitoring Commissie Accountancy en het AFM-rapport van 28 juni 2017, moeten leiden tot een duurzame gedrags- en cultuurverandering en daarmee tot een verhoging van de controlekwaliteit. Een duurzame gedrags- en cultuurverandering kan niet uitsluitend worden afgedwongen met wetgeving, maar moet vooral vanuit de sector en accountants zelf komen.” Alleen de AFM kan beoordelen of de gewenste omslag plaatsvindt. “Als dat in de toekomst niet het geval is, is het ook dan aan de AFM om af te wegen welke handhavingsmiddelen ingezet worden.” Bij het uitblijven van verbetering ziet Hoekstra de mogelijkheid om het intrekken van een vergunning als laatste redmiddel in te zetten.
Geen uitbreiding geschiktheidseis en informatieplicht
Hoekstra antwoordt verder op vragen van PvdA-senatoren dat hij geen reden ziet om de geschiktheidseis uit te breiden tot accountantsorganisaties die geen wettelijke controles verrichten. Er komt voorlopig ook geen regeling die erin voorziet dat uitgebreidere informatieverstrekking door de gecontroleerde onderneming over strategie en continuïteitsrisico’s (inclusief een continuïteitsanalyse) wordt
opgenomen in het jaarverslag of de jaarrekening van de onderneming. Er vindt al informatieverstrekking plaats door het bestuur van een onderneming in de jaarrekening en het bestuursverslag over strategie, continuïteitsrisico’s en/of andere risico’s en de accountant neemt deze informatie mee in zijn
controlewerkzaamheden, schrijft Hoekstra. “Ik zie dan ook op dit moment geen reden om hier in te
grijpen. Die conclusie wordt ook ingegeven door de omstandigheid dat de jaarrekening en het bestuursverslag in grote mate worden beheerst door zelfregulering (de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving en de wettelijk verankerde Corporate Governance Code) en door wetgeving die in hoge mate Europees geharmoniseerd is. Het ligt daarom niet voor de hand om in Nederland op dit terrein een individuele koers te gaan varen, mede gezien de complexiteit van het onderwerp, de moeilijke vraagstukken die daarbij een rol spelen en het internationale speelveld.”
Geef een reactie