De Belastingdienst moet een navorderingsaanslag terugdraaien die aan een bedrijf was opgelegd met toepassing van de foutenleer. Die is volgens de Hoge Raad namelijk niet van toepassing, omdat niet aan een van de voorwaarden is voldaan. Een deel van de vermogensvermindering als gevolg van de betalingsverplichtingen was door de inspecteur beoordeeld als een onttrekking, wat leidde tot een winstcorrectie. Bovendien moest op grond van de foutenleer ook de balans gecorrigeerd worden. Maar dat kan alleen als er een fout is gemaakt bij het vaststellen van het eindvermogen van het vorige boekjaar. En dat was niet het geval, oordeelt de Hoge Raad.
Een bedrijf dat onder licentie een webbased softwareprogramma exploiteerde, kreeg een navorderingsaanslag opgelegd van de Belastingdienst. De rechten op het programma waren tot oktober 2007 in handen van een oom van de eigenaar van het bedrijf. De licentievergoedingen tot en met 2006 (in totaal ruim € 1,1 miljoen) waren niet betaald, maar opgenomen onder de balansposten “schulden aan leveranciers en handelskredieten” en “overlopende passiva”. De rechten zijn in oktober 2007 overgedragen aan een stichting op Curaçao, met de oom en zijn dochter als UBO’s. Die stichting heeft met een factuur de licentievergoeding over 2007 in rekening gebracht, goed voor ruim € 758.000.
Correctie aftrek
Na een boekenonderzoek komt de Belastingdienst met een navorderingsaanslag: de aftrek van zowel de voor de jaren tot en met 2006 verschuldigde licentievergoedingen als de voor het jaar 2007 verschuldigde licentievergoeding alsmede de aanschafkosten van een horloge worden gecorrigeerd.
Na protest komt de zaak voor de rechter, die oordeelt dat de licentievergoeding voor het jaar 2007 geheel van aftrek is uitgesloten. De licentievergoedingen voor de voorgaande jaren kunnen niet bij de aanslagregeling voor het jaar 2007 gecorrigeerd worden, aldus de rechtbank, die de navorderingsaanslag vermindert, berekend naar een belastbaar bedrag van € 848.391 (€ 1.982.557 minus € 1.134.166).
Willekeurige weigering
In hoger beroep komt het gerechtshof tot het oordeel dat het horloge ten onrechte buiten de aangifte is gebleven en dat het bedrijf onvoldoende overtuigend heeft bewezen dat de hoogte van de licentievergoedingen op zakelijke gronden is vastgesteld. Wel is volgens het hof aangetoond dat de navorderingsaanslag te hoog was, omdat de betaling van licentievergoedingen een reële verplichting is. Dat de fiscus aftrek van licentiebetalingen integraal heeft geweigerd, is willekeurig. Een redelijke schatting van een zakelijke licentievergoeding zou volgens het hof neerkomen op 10% van de behaalde omzet. “Met betrekking tot de verplichting tot betaling van licentievergoedingen over de jaren tot en met 2006 heeft het hof geoordeeld dat de inspecteur terecht de ter zake gevormde passiefposten bij de berekening van de navorderingsaanslag over het onderhavige jaar heeft gecorrigeerd met toepassing van de foutenleer.”
Geen balansfout
Maar daarmee is de zaak niet afgedaan, want de BV gaat in cassatie. De foutenleer is ten onrechte toegepast, zo luidt het bezwaar. “Het gaat hier immers niet om het herstel van een gemaakte balansfout maar enkel om correctie van de fiscale winstberekening.” Het passiveren van de betalingsverplichtingen kan niet als een fout in de zin van de foutenleer worden aangemerkt, oordeelt de Hoge Raad, die het belastbare bedrag vermindert tot de eerder door de rechtbank vastgestelde winst minus het aftrekbare deel van de licentievergoeding over 2007.
Geef een reactie