Niet goed vastgelegde bieromzet, veel kassatransacties, soms slordige administratie. Het kan een horeca-ondernemer een forse fiscale naheffing opleggen. Maar er zijn grenzen: schat de fiscus de omzet hoger in, dan moet zij ook goed kijken naar de ingekochte voorraden en de gebruiken in de branche. Zo niet dan vangt de fiscus – althans gedeeltelijk – achteraf toch nog bot.
Het overkwam de uitbater van een horeca-aangelegenheid, annex supportershome van een voetbalclub. Die daarnaast zijn zalen ook nog eens verhuurde ten behoeve van feestjes, partijen en salsa-avonden. Het jaar waarover de zaak gaat ligt inmiddels ver achter ons: 2008. Te laag ingeschatte omzet, verkeerde boekingen en toerekeningen in de tijd, zo werden omzetten uit 2009 verkeerd toegewezen en zo zijn er meer klachten en opmerkingen van de Belastingdienst. Uiteindelijk leidt dat tot een forse ingeschatte verhoging van de omzet met € 566.949 en een daarmee samenhangende extra belastingheffing ten laste van de horecaondernemer.
Dat leidt tot naheffingen waar de ondernemer niet blij van wordt en tot een langdurig geschil met de Belastingdienst. Uiteindelijk spreekt de rechter er op 6 juli jl een oordeel uit. En dat valt mee voor de horeca-ondernemer. Dat de horeca-ondernemer slordig is geweest met zijn administratie krijgt hij ook hier van de rechter weer keihard terug. Met dit verschil dat de Belastingdienst, wanneer zij stelt dat de ondernemer een veel hogere omzet heeft gerealiseerd, ook – aldus de rechter – goed moet kijken naar de inkopen en gebruiken in een branche. Oftewel: had de horeca-ondernemer wel zoveel bier in huis? Welke tariefstellingen hanteerde de ondernemer? Wordt er met vooraf ingekochte muntjes gewerkt? Worden er all-in prijzen afgesproken? Heeft de fiscus de inkopen ook goed gecontroleerd bijvoorbeeld via de groothandel die de vaten bier levert?
Het antwoord op deze vragen leidde er uiteindelijk toe dat de rechter – weliswaar niet helemaal – meeging met de eiser en oordeelde dat de Belastingdienst niet zorgvuldig genoeg is geweest in het in redelijkheid vast stellen wat de omzet en de voor de ondernemer bijbehorende inkoopkosten hadden kunnen zijn. Concreet betekend dit dat het belastbare bedrag waarop de navorderingen zijn gebaseerd moeten worden verminderd van initieel ruim € 566.000 naar uiteindelijk € 219.000. Scheelt aardig wat.
Geef een reactie