Een RA moet alsnog de facturen betalen voor een kwaliteitstoetsing van haar kantoor door de NBA uit 2013. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft haar beroep daartegen ongegrond verklaard.
Het kantoor heeft op 23 september 2013 een kwaliteitstoetsing ondergaan. Begin 2014 deelt de NBA mee dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing verbetering behoeft en op belangrijke onderdelen niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Er moet een verbeterplan worden gemaakt en nog hetzelfde jaar moet het stelsel van kwaliteitsbeheersing worden aangepast. Daarna wordt opnieuw getoetst.
Het kantoor maakt bezwaar tegen de uitkomst van de toets, maar dat wordt van de hand gewezen. In december volgt een verbeterplan, dat uiteindelijk in mei 2015 wordt goedgekeurd. In 2016 verklaart het CBb het beroep van het kantoor tegen het toetsingsoordeel gedeeltelijk gegrond, maar het eindresultaat blijft gehandhaafd. De facturen voor de toetsing en het verbeterplan worden echter niet betaald.
Invulfout
Voor het CBb staan de nog niet betaalde nota’s ter discussie. Volgens de NBA kan het deels toegewezen beroep van het kantoor niet leiden tot herziening van de facturen. Voor de beoordeling van het verbeterplan is werk verricht en zijn dus kosten gemaakt.
Maar volgens de RA is de toetsing in 2013 onzorgvuldig geweest. Bovendien hadden door het (deels) gewonnen beroep de facturen verlaagd moeten worden. Tot slot is het kantoor door een invulfout in een verkeerde categorie ingedeeld. De accountantspraktijk is inmiddels afgebouwd en de kosten zouden daarom onevenredig zwaar uitpakken.
Betalen ongeacht de uitkomst
Het CBb oordeelt dat de NBA het bezwaar tegen de factuur over de kwaliteitstoetsing en de factuur inzake het verbeterplan terecht ongegrond heeft verklaard. Het in rekening brengen van de kosten is niet afhankelijk van de uitkomst van de toetsing. De facturen hoefden niet te worden verlaagd in verband met het gegrondverklaren van een eerdere klacht bij het CBb: “[De NBA] heeft in beroep uiteengezet dat het eindoordeel na de kwaliteitstoetsing […] met de uitspraak van het College in rechte stand heeft gehouden en dat de door appellante aangevoerde gronden met betrekking tot de gang van zaken tijdens de kwaliteitstoetsing door het College zijn verworpen. Dat, zoals [de NBA] heeft toegelicht, de vaststelling van één van de tekortkomingen in beroep niet langer is gehandhaafd, hetgeen heeft geleid tot gegrondverklaring van het beroep, is, gelet op de ter zake geldende bepalingen voor het in rekening brengen van kosten voor de uitvoering van de kwaliteitstoetsing niet relevant.”
De RA brengt daar nog tegenin dat de NBA geen herinnering heeft gestuurd en in een brief de indruk had gewekt dat het toetsingsoordeel ongeldig was. Maar dat maakt geen indruk. Het eindoordeel van de kwaliteitstoetsing is ook bij het beroep tegen het college in 2016 in stand gebleven. De verplichting om een verbeterplan te maken, bleef daardoor dus bestaan.
De invulfout is gemaakt door de RA zelf. Nu de fout pas is ontdekt nadat er al twee toetsers waren ingeschakeld, moeten de kosten daarvan voor rekening van het kantoor blijven. Dat het moeten betalen van de rekeningen onevenredige kosten met zich meebrengt, is volgens het college niet gebleken.
Lees hier de volledige uitspraak ECLI:NL:CBB:2018:493
Geef een reactie