Een accountantskantoor heeft zich niet schuldig gemaakt aan bedreiging van een ondernemer die zijn rekeningen niet betaalde, oordeelt het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het lag volgens het Hof voor de hand dat de accountant de ondernemer duidelijk informeerde over de fiscale maatregelen en de gevolgen (incassomaatregelen, faillissementsaanvraag, het verstrekken van inlichtingen aan de fiscus over achterstanden) als de ondernemer geen overeenstemming zou bereiken met het accountantskantoor over openstaande facturen.
Geschil over werkzaamheden
Het accountants- en belastingadvieskantoor verrichtte van 2009 tot en met 2012 een groot aantal werkzaamheden voor de VOF van twee vennoten, bestaande uit accountants- en fiscale en advieswerkzaamheden. Over de wijze waarop de werkzaamheden werden uitgevoerd ontstond een geschil tussen beide partijen. De ondernemer liet daarna facturen van het accountantskantoor onbetaald, volgens het kantoor 30.627,87 euro.
Vaststellingsovereenkomst over facturen accountant
Eind januari 2017 kwamen beiden een vaststellingsovereenkomst overeen, waarin werd afgesproken dat de ondernemer in twee termijnen 12.000 euro zou voldoen. In de overeenkomst meldde de ondernemer dat hij alleen akkoord ging om een procedure en een faillissementsaanvraag te voorkomen, maar vervolgens kwam hij de overeenkomst niet na. Het accountantskantoor vorderde vervolgens bij de rechter betaling, maar de ondernemer verweerde zich door te stellen dat de vaststellingsovereenkomst onder bedreiging was aangegaan. De kantonrechter wees vervolgens de vordering af.
Wel of geen bedreiging?
Het accountantskantoor legde zich niet neer bij de uitspraak en ging in hoger beroep tegen de VOF en de twee vennoten. Het Hof overweegt dat partijen het erover eens zijn dat zij de vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan en dat de ondernemer dus 12.000 euro aan hoofdsom moet betalen. Het geschil spitst zich toe op het beroep van de ondernemer op bedreiging en in het verlengde daarvan op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. De ondernemer had ter toelichting van zijn beroep op bedreiging gesteld: “Onder druk en bedreiging, met de toezegging als niet getekend zou worden de belastingdienst gevraagd zou worden samen met [accountants en belastingadviseurs] mijn faillissement aangevraagd zou worden heb ik getekend!” (brief van 6 maart 2018 aan de kantonrechter). [geïntimeerden] heeft bij dupliek hieraan toegevoegd: “De overeenkomst is niet in overeenstemming met de wil van mij en mijn echtgenote. Beiden zij wij bedreigd (…). Dhr. [medewerker van appellante 1] dreigde ermee dat als wij geen medewerking zouden verlenen hij er voor zou zorgen dat wij, mijn vrouw en ik, in de [A-straat] in [plaats] terecht zouden komen in flatje. (achterstandswijk in [plaats] ). (…) Ook [dhr [medewerker van appellante 2] ] schuwde na enige tijd niet om dreigende taal jegens ons beide te uiten, zowel mijn echtgenote als ik werden voor het feit gesteld, of tekenen van overeenkomst of heer [medewerker van appellante 2] , die goede contacten had bij belastingdienst, zou zijn bronnen binnen belastingdienst opdragen stappen jegens ons te ondernemen en samen met belasting ons faillissement aan te vragen. (…) Heer [medewerker van appellante 2] heeft zijn bedreigingen niet alleen telefonisch gedaan, deze kwam ook aan onze deur om zijn dreigementen meer kracht bij te zetten. (…). De spanning was voor ons niet meer te houden (…).” Verschillende mails, brieven en Whatsappjes werden door de ondernemer overlegd om de bedreiging mee te onderbouwen.
Hof: geen bedreiging
Het Hof neemt in aanmerking dat bedreiging aanwezig is, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen, en dat de bedreiging zodanig moet zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed (art. 3:44 lid 2 BW).
Het Hof is van oordeel dat het beroep van de ondernemer op bedreiging tegenover de betwisting door het accountantskantoor niet voldoende is onderbouwd. De aangehaalde uitlatingen van medewerkers namens het accountantskantoor zijn naar het oordeel van het Hof (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) geenszins onrechtmatig tegen de achtergrond van het tijdsverloop en de fiscale maatregelen in januari 2017, die het accountantskantoor onweersproken naar voren heeft gebracht. Het lag immers voor de hand dat het accountantskantoor, als accountant van de ondernemer en als (beweerdelijke) schuldeiser, de ondernemer duidelijk informeerde over de fiscale maatregelen en over de gevolgen (incassomaatregelen, faillissementsaanvraag, het verstrekken van inlichtingen aan de fiscus over achterstanden) die zouden intreden als de ondernemer geen overeenstemming zou bereiken met het accountantskantoor over de openstaande facturen. Uit de stellingen van de ondernemer kan niet worden afgeleid dat het accountantskantoor de ondernemer op onrechtmatige wijze onder druk heeft gezet of tot het aangaan van de vaststellingsovereenkomst heeft bewogen, oordeelt het Hof.
Vaststellingsovereenkomst in vrijheid overeengekomen?
De stellingen zijn ook onvoldoende voor de conclusie dat de ondernemer bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet in vrijheid zijn wil heeft kunnen bepalen, spreekt het Hof uit. Het overleg over het geschil tussen partijen en de vaststellingsovereenkomst, zoals blijkt uit de door beide partijen overgelegde correspondentie, heeft meerdere maanden geduurd. De ondernemer heeft daarmee voldoende tijd gehad voor beraad en een bewuste keuze. Van belang is daarbij dat de concept vaststellingsovereenkomst door de ondernemer is voorgelegd aan een advocaat en dat hij, zoals blijkt uit een brief, concrete voorstellen heeft gedaan tot aanpassing van de vaststellingsovereenkomst. Dat de ondernemer vervolgens de keuze heeft gemaakt, wellicht mede ingegeven door zijn financiële situatie op dat moment, om de vaststellingsovereenkomst te tekenen, is op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat hij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet in vrijheid zijn wil heeft kunnen bepalen.
Het voorgaande zou anders kunnen zijn als het accountantskantoor op ongeoorloofde wijze het faillissement van de ondernemer zou hebben veroorzaakt om hem klem te zetten en vervolgens van die situatie gebruik te maken. Daartoe zijn de stellingen van de ondernemer echter, gelet op de gemotiveerde betwisting door het accountantskantoor, onvoldoende onderbouwd, zodat een dergelijk geval in dit geding niet aan de orde is.
Het Hof verwerpt daarom het beroep van de ondernemer op bedreiging.
Geef een reactie