De inkomensafhankelijke combinatiekorting moet bij co-ouders soepeler worden toegepast dan tot nu toe het geval was, oordeelt de Hoge Raad vrijdag.
Co-ouders kunnen beiden de inkomensafhankelijke combinatiekorting genieten als zij de zorg voor kinderen gelijk verdelen in een duurzaam ritme. Aan dit criterium is meestal voldaan als een kind behoort tot het huishouden van een van de ouders en het kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week verblijft in het huishouden van de andere ouder, maar het kan ook een ander duurzaam ritme zijn. Een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2019, waarin werd geoordeeld dat een omgangsregeling die voorzag in een ander tweewekelijks schema niet aan deze voorwaarde voldoet, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald.
Uitzondering
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) is een heffingskorting in de inkomstenbelasting waar een ouder recht op kan hebben als hij werk en zorg voor een kind dat jonger is dan 12 jaar combineert. Daarbij moet het kind wel ingeschreven staan op het woonadres van de ouder. Voor co-ouders is op die regel een uitzondering gemaakt omdat een kind maar op één woonadres ingeschreven kan staan. Die uitzondering houdt in dat een co-ouder wiens kind staat ingeschreven op het woonadres van de andere ouder, ook recht kan hebben op de iack als het kind 3 à 3,5 dag per week bij beide ouders verblijft.
Omgangsregeling
In de zaak in kwestie verbleef de dochter van de belanghebbende op basis van een omgangsregeling afwisselend bij belanghebbende en bij de moeder. De omgangsregeling voorzag in een tweewekelijks schema, waarin de dochter, bezien vanaf een maandag in de eerste week, eerst twee dagen bij haar vader verbleef, dan twee dagen bij de moeder, vervolgens vier dagen bij de vader en daarna zes dagen bij de moeder. In zijn belastingaangifte heeft de man gevraagd om toepassing van de iack. De Inspecteur weigerde de heffingskorting echter te verlenen, omdat hij vindt dat de dochter niet doorgaans 3 dagen per week bij hem verblijft. De rechtbank oordeelde dat de vader wél recht had op de iack, waarna het hof in de hoger beroepsprocedure oordeelde dat hij geen recht had op de iack. Daarop stelde de vader beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Versoepeling
Advocaat-generaal Niessen heeft in zijn conclusie van 16 december 2019 de Hoge Raad geadviseerd om de iack voor co-ouders soepeler toe te passen. De Hoge Raad is nu ook van oordeel dat de iack soepeler moet worden toegepast. De iack kan ook worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week. De door de vader toegepaste omgangsregeling voldoet aan de eis dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijk verdelen. De vader heeft dus recht op iack. De Hoge Raad volgt daarmee de conclusie van advocaat-generaal Niessen. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond. De uitspraak van het gerechtshof wordt vernietigd en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Geef een reactie