Het gemiddeld rendement van zorginstellingen daalt naar 1,46%. Dit lijkt onvoldoende om in 2021 de financiële impact van de coronacrisis op te vangen. Een gang naar de bank ligt voor de meeste zorginstellingen voor de hand. Dit stelt EY in haar jaarlijkse zorgbarometer.
453 zorginstellingen
In de EY Barometer Nederlandse Gezondheidszorg wordt op basis van jaarverslagen van zorginstellingen met meer dan € 5 miljoen omzet, die tot en met juli 2020 zijn gedeponeerd, een analyse gemaakt van de Nederlandse zorgsector. Voor deze editie zijn de cijfers meegenomen van 453 zorginstellingen (85% van de sector). Het aantal onderzochte instellingen valt dit jaar lager uit, veel organisaties hebben hun verslagen nog niet gedeponeerd vanwege corona.
Daling rendement
Het rendement van zorginstellingen is voor het derde jaar op rij gedaald; van 1,73% in 2017 naar 1,55% in 2018 en naar 1,46% in 2019. Naar verwachting zullen de instellingen die hun cijfers nog niet gedeponeerd hebben, het rendement verder laten afnemen. ‘En hoewel dit rendement voor de meeste instellingen voldoende is om nu aan de afspraken met banken te voldoen, geeft dit onvoldoende buffer om de impact van corona op te vangen, stelt Ralph Poulssen, associate partner bij EY Montesquieu en één van de opstellers van het onderzoek. ‘Wij verwachten dan ook dat veel zorginstellingen eind 2020 met hun bank in gesprek moeten om een zogenoemde ‘waiver’ aan te vragen voor het niet kunnen voldoen aan alle kredietverplichtingen.’
Vastgoed is de kurk
Volgens Rob Leensen, partner bij EY en ook betrokken bij het onderzoek zijn het met name de aanhoudend gunstige ontwikkelingen op vastgoedgebied die de instellingen voorlopig financieel gezond houden. Financieringen zijn immers – als gevolg van de extreem lage rentestanden – nog nooit zo goedkoop geweest. ‘Daar komt bij dat in 2019 veel boekwinsten op de verkoop van vastgoed zijn gerealiseerd, met name in de GGZ, en de omvang van afboekingen op vastgoed in 2019 historisch laag was.’
Afschrijvingslasten
‘Daarnaast zien we sinds enkele jaren lagere investeringen, wat zijn weerslag heeft op de afschrijvingslasten. Hiermee vallen de kapitaalslasten van zorginstellingen lager uit. Over de afgelopen vijf jaar gaat dit om 1,7%-punt van de bedrijfsopbrengsten. Tot een toename van het rendement heeft dit echter niet geleid. Dat betekent dat deze baten zijn gebruikt om de hogere personele lasten mee te betalen. Duurzaam is dit niet, aangezien de vergoeding voor kapitaalslasten binnenkort onderhandelbaar wordt en het tafelzilver maar eenmaal verkocht kan worden’, aldus Leensen.
Rating stabiel op bbb+
De Nederlandse zorgsector handhaaft de gemiddelde rating op bbb+- en mag daarmee op de interesse van financiers blijven rekenen. Een positieve omzetontwikkeling en een sterkere financiële positie hebben daaraan bijgedragen. De operationele uitdagingen – met name op personeelsvlak – vormen echter een steeds grotere bedreiging. Ralph Poulssen: ‘De rating bbb+ betekent dat de zorgsector kan rekenen op de bereidheid van banken om te financieren. Die bereidheid strekt zich overigens voornamelijk uit tot de financiering van vastgoed. Medische apparatuur wordt al steeds vaker elders gefinancierd, om over de financiering van innovatie nog maar te zwijgen. Voor deze belangrijke investeringen zijn instellingen voornamelijk aangewezen op eigen middelen en enkele kleine landelijke subsidieregelingen.’
Investment grade
Alle subsectoren scoren gemiddeld minimaal ‘investment grade’. ‘Dat betekent echter niet dat elke individuele instelling hieraan voldoet en gemakkelijk geld kan aantrekken tegen acceptabele voorwaarden. Bij een rating die lager ligt dan bbb- zullen minder investeerders geïnteresseerd zijn. Zij zullen de hogere risico’s vertalen in hogere tarieven en minder gunstige voorwaarden, oplopend tot speculatieve niveaus. Uiteindelijk zal echter de specifieke situatie van een instelling de grondslag vormen voor deze beoordeling.’
‘In de analyse zien we geen grote verschuivingen. De meeste subsectoren schuiven in de rating een ‘notch’ naar boven. Alleen de algemene ziekenhuizen doen een stapje terug naar bbb. Inmiddels scoren vijf subsectoren een rating van minimaal a-. Dat waren er vorig jaar nog maar twee, namelijk de academische ziekenhuizen en de RIBW’s (regionale instellingen voor beschermd wonen). De achterblijvende resultaten van ziekenhuizen zijn zorgelijk aangezien de impact van de cao en corona voor deze subsectoren het grootst is (en nog niet is verwerkt)’, aldus Poulssen.
Impact corona
In het onderzoeksrapport geven de opstellers aan de hand van een scenario analyse op basis van de omzet een doorkijkje naar de verwachtingen voor de jaren ‘20 en ’21. ‘Uitgaande van een scenario dat de omzet door de impact van corona daalt naar 97% in 2020 en 90% in 2021 ten opzichte van 2019 verwachten we dat de rating – als gevolg van slechts geringe kosten flexibiliteit – zal afnemen’, zo stelt Poulssen. ‘Ook de liquiditeiten zullen onder druk komen te staan en zakken tot onder het gewenste niveau van twee tot drie maanden personeelskosten. De solvabiliteit van de zorginstellingen zal daarentegen, ook in het meest zwarte scenario, boven de 25% blijven.’
Verzuim neemt toe
De ontwikkelingen op het gebied van verzuim bereiken zorgwekkende niveaus. Die trekken een wissel op de benodigde rendementen om de kwaliteit van de zorg te borgen. ‘Personele uitdagingen in de zorg vragen om structurele oplossingen’, zegt Leensen. ‘De Nederlandse gezondheidszorg kampt al jaren met personele tekorten. Een verklaring hiervoor is de dubbele impact van vergrijzing en ontgroening. Enerzijds ontstaat er meer vraag naar zorg en anderzijds daalt het aanbod van beschikbaar arbeidspotentieel. De sector staat voor de uitdaging hier op in te spelen door, op basis van een lange termijn strategisch plan, innovatieve oplossingen te implementeren. En juist daarvoor is voldoende financiële slagkracht nodig. Slagkracht om te investeren in gebouwen en innovaties van de toekomst. Nu veel instellingen op het gebied van de bedrijfsvoering verregaande optimalisaties hebben doorgevoerd, zal hier meer nadruk op (moeten) komen te liggen.’
PNIL
‘Het afgelopen jaar is het verzuim in vrijwel alle subsectoren toegenomen. En hoewel het verloop en de inzet van PNIL (personeel niet in loondienst) het afgelopen jaar gelijkblijvend tot licht verbeterd zijn, is het nog te vroeg om te spreken van een trendbreuk. Vergeleken met vijf jaar geleden zijn de personele uitdagingen in termen van verzuim, verloop en inzet van PNIL fors groter,’ aldus Leensen. ‘Veelal zetten zorgorganisaties PNIL in om tekorten het hoofd te bieden. Dit is echter geen structurele oplossing. Naast het feit dat de kosten voor inzet van PNIL hoger liggen dan van personeel in loondienst, vormt ook de invoering van de wet DBA een fiscaal en daarmee financieel risico voor de werkgever.’
Geef een reactie