Wat valt er wel en niet onder de verantwoordelijkheid van de accountant of belastingadviseur als opdrachtnemer van de klant? Het wil nog wel eens voor flinke discussie zorgen. Zoals bijvoorbeeld bij Centraal Administratiekantoor Dordrecht BV, het moederbedrijf van onder meer de verzekeringsmaatschappijen Promovendum en National Academic. Dat blijkt nogal in de clinch te liggen met het accountantskantoor dat van 1996 tot 2018 accountantswerk verrichtte voor de bedrijvengroep.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2020:8453
Beroepsfout
Volgens CAK heeft het accountantskantoor een beroepsfout gemaakt bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting, doordat werd nagelaten om een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen of CAK daarover te adviseren. Daardoor moest onnodig veel belastingrente aan de fiscus moest worden afgedragen. Het accountantskantoor voert echter aan dat dat niet onder de opdrachtrelatie tussen beide partijen viel. Dat blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam. CAK eiste in de zaak ruim 80.000 euro van de voormalige huisaccountant. De rechter wil eerst tijdens een mondelinge zitting meer horen over de aard van de opdrachtrelatie tussen beiden voor er uitspraak wordt gedaan.
Vennootschapsbelasting
Het accountantskantoor verrichtte van 1996 tot 2018 accountantswerkzaamheden voor het CAK en gaf belastingadvies aan het bedrijf. Vanaf 2010 werd dat steeds verder afgebouwd, maar het accountantskantoor bleef wel de aangiftes vennootschapsbelasting verzorgen. In februari 2018 maakte een medewerker op verzoek een voorlopige berekening van de vennootschapsbelasting over 2017. Volgens die berekening bedroeg het belastbare bedrag over 2017 € 15.737.510 en zou CAK over 2017 € 3.924.377 aan vennootschapsbelasting moeten afdragen. CAK had van de Belastingdienst een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2017 ontvangen op basis waarvan voorlopig € 2.592.810 was afgedragen. De medewerker van het accountantskantoor was daar als gemachtigde van CAK mee bekend.
Doorverwezen
In mei 2018 meldde het accountantskantoor aan CAK:
Gezien de complexiteit van de wet en regelgeving betreffende verzekeraars wil ik je voorstellen de aangifte vennootschapsbelasting 2017 te laten verzorgen door een fiscaal specialist in pensioen en verzekeringen.
Wij werken samen met [naam bedrijf 2] en ik wil je voorstellen de aangifte 2017 daar onder te brengen, uiteraard is de keuze aan jullie.
Wij gaan de aangifte 2017 in ieder geval niet meer verzorgen om reden dat wij als kantoor niet de specialistische kennis hebben.
Het door het accountantskantoor aangedragen collega-bedrijf vroeg eind februari 2019 voor CAK een nieuwe voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2017 aan. Daarop legde de Belastingdienst CAK op 2 maart 2019 op basis van de (door een ander accountantskantoor) vastgestelde jaarcijfers een voorlopige aanslag van € 1.352.979 op. De daarbij in rekening gebrachte belastingrente bedroeg € 80.052.
‘Accountantskantoor aansprakelijk’
Veel te veel, vond CAK, waarop het een zaak aanspande tegen de voormalige huisaccountant. CAK stelt dat aan het accountantskantoor een doorlopende opdracht is verleend tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting en dat het accountantskantoor haar van fiscaal advies voorzag. Gelet daarop – maar ook als het accountantskantoor op basis van losse opdrachten voor haar zou hebben gewerkt zoals zij stelt – had het accountantskantoor volgens CAK naar aanleiding van de resultaten van de door haar in februari 2018 berekende voorlopige vennootschapsbelasting 2017 een nieuwe voorlopige vennootschapsbelasting aanslag moeten aanvragen, of CAK daarover moeten adviseren. Ook had het accountantskantoor moeten zorgen voor adequate controle bij de overdracht van verantwoordelijkheden, vindt CAK. Door wel uitstel te vragen voor indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2017, maar bij overdracht geen controle uit te voeren of de voorlopige aanslag nog wel adequaat was, is zij tekortgeschoten jegens CAK. Zij had moeten begrijpen dat door uitstel en de overdracht het nog enige tijd zou duren voordat definitief aangifte gedaan zou worden, voordat de opvolgend belastingadviseur zicht zou hebben op het verschil tussen de voorlopige en de definitieve aanslag en CAK zodoende het risico zou lopen dat zij over die periode belastingrente verschuldigd zou worden. Het accountantskantoor had CAK daarop moeten wijzen. Door dit na te laten is het accountantskantoor aansprakelijk jegens CAK voor de gevolgen daarvan, voor vergoeding van de door CAK verschuldigde belastingrente die kwalificeert als schade, aldus CAK.
Accountantskantoor: ons niets te verwijten
De opvatting van het accountantskantoor is dat haar niets valt te verwijten. Zij voert daartoe allereerst aan dat zij voor CAK uitsluitend nog werkzaam was op basis van incidentele ad hoc opdrachten en dat de opdracht van 5 februari 2018 beperkt was tot het uitvoeren van een berekening, zodat CAK verder kon met de eigen verwerking daarvan. Gezien de rol van de huisaccountant van CAK en de eigen financiële deskundigheid en capaciteiten van CAK alsmede de veelheid van adviseurs die CAK in de regel bijstonden was er voor het accountantskantoor naar eigen zeggen ook geen aanleiding om ongevraagd en spontaan meer te doen dan op 5 februari 2018 expliciet aan haar werd gevraagd. Bovendien waren de definitieve gegevens uit de jaarrekening 2017 nog niet bekend, aldus het accountantskantoor.
Zorgplicht
Bij de rechtbank Rotterdam ligt vervolgens de vraag voor of de zorgplicht die het accountantskantoor als opdrachtnemer jegens CAK ex artikel 7:401 BW had, meebracht dat zij een nieuwe voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2017 voor CAK had moeten aanvragen, althans dat zij CAK had moeten waarschuwen/adviseren dat dit ter voorkoming van het verschuldigd worden van belastingrente nodig was en zo ja, of het accountantskantoor aansprakelijk kan worden gehouden voor de aan CAK opgelegde belastingrente.
Beoordelingskader opdrachtgever en opdrachtnemer
Bij de beoordeling van de handelwijze van het accountantskantoor wordt het volgende tot uitgangspunt genomen, spreekt de rechtbank uit:
‘Op grond van artikel 7:401 BW is de opdrachtnemer gehouden de zorg van een goed opdrachtnemer te betrachten. In de praktijk wordt dit vaak aldus ingevuld dat de opdrachtnemer dient te handelen in overeenstemming met de zorgvuldigheid die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in het concrete geval in acht zou nemen. Welke concrete zorgverplichtingen op een opdrachtnemer rusten, verschilt van geval tot geval, reden waarom de zorgplicht van de opdrachtnemer ook wel wordt aangemerkt als een bundel concrete zorgverplichtingen. De zorgplicht kan onder meer meebrengen dat de opdrachtnemer de opdrachtgever spontaan (‘ongevraagd’) dient te informeren over (en eventueel te waarschuwen voor) bepaalde mogelijkheden of risico’s. Of een dergelijke ‘spontane’ verplichting aan de orde is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De verplichting kan het expliciete doel van de opdracht betreffen, maar ook zien op het verzekeren van de belangen van de opdrachtgever in bredere zin. Een spontane informatie- of waarschuwingsverplichting kan, onder meer, inhouden dat de opdrachtnemer moet wijzen op eventuele risico’s die zich kunnen voordoen, of op andere mogelijkheden dan waarnaar door de opdrachtgever is gevraagd. In het geval van een eventueel risico zijn onder meer de ernst en omvang van het desbetreffende risico en de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren relevante omstandigheden. De informatieverplichting strekt er mede toe de opdrachtgever in staat te stellen goed geïnformeerd te beslissen (‘informed consent’).
De informatieverplichting van de opdrachtnemer is uiteraard niet onbeperkt. De opdrachtnemer hoeft niet op alle (theoretisch) mogelijke risico’s en alternatieven te wijzen. Over mogelijkheden die in het gegeven geval redelijkerwijs niet of onvoldoende relevant zijn, behoeft de opdrachtgever de opdrachtnemer bijvoorbeeld niet te informeren. Daarnaast vindt de zorgplicht een begrenzing in de eigen verantwoordelijkheid van de opdrachtgever: denkbaar is dat de opdrachtnemer erop mag vertrouwen dat de opdrachtgever bepaalde risico’s en/of mogelijkheden zelf reeds heeft onderkend, bijvoorbeeld omdat deze voor de hand liggen.’
Alsnog mondelinge behandeling
Gelet op de over en weer ingenomen standpunten acht de rechtbank het gewenst alsnog een mondelinge behandeling te gelasten om zo meer duidelijkheid te krijgen over de in dit geval voor de omvang van de zorgplicht relevant te achten omstandigheden.
Geef een reactie