De overheid heeft in een aantal gevallen ondernemers ten onrechte noodsteun in de vorm van de TVL onthouden. Dat oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dinsdag. De eerste omschrijving van de bedrijfsactiviteit in het handelsregister mag niet leidend zijn bij de beoordeling.
Het CBb heeft daarmee de eerste uitspraken gedaan over de noodsteun in verband met de coronapandemie. Het gaat om vier uitspraken over de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS) en drie over de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL).
Ondernemer verantwoordelijk voor omschrijving
Het college oordeelt allereerst dat de minister een ondernemer mag houden aan de inschrijving in het handelsregister. Een ondernemer is zelf verantwoordelijk voor de juistheid van die inschrijving. De minister kan noodsteun weigeren aan de ondernemer die zegt dat de inschrijving niet aansluit bij de feitelijke bedrijfsactiviteiten. ‘Bijvoorbeeld wanneer het bedrijf op 15 maart 2020 stond ingeschreven als organisatiebureau en de ondernemer later aantoont dat hij feitelijk horecaondernemer is. De minister heeft de aanvragen voor noodsteun op grond van de TOGS terecht afgewezen.’
Volgorde activiteiten niet relevant
Bij de TVL heeft de overheid het minder goed aangepakt, aldus het CBb. ‘Bij de berekening van de hoogte van de TVL-noodsteun gaat de staatssecretaris uit van de volgorde waarin de KvK de bedrijfsactiviteiten van een onderneming in het handelsregister registreert. Volgens de staatssecretaris is de eerst vermelde bedrijfsactiviteit de hoofdactiviteit en is deze bepalend voor die berekening. Het CBb beslist dat de staatssecretaris niet automatisch van die volgorde mag uitgaan als de ondernemer bestrijdt dat de eerst vermelde bedrijfsactiviteit de hoofdactiviteit is.’ De ondernemers die met meerdere activiteiten staan ingeschreven, hebben gelijk gekregen van het CBb. ‘Bijvoorbeeld de ondernemer die als winkel in fotografische artikelen en als binnenvaart (passagiersvaart en veerdienst) staat ingeschreven. Reden is dat in de regelgeving niet is bepaald welke activiteit als hoofdactiviteit moet worden gezien.’ Omdat de staatssecretaris de afwijzing van de TVL-aanvragen van deze ondernemers niet goed heeft gemotiveerd, moet dat gebrek voor 22 januari worden hersteld.
De overheid wees naast de binnenvaartondernemer ook ten onrechte de TVL-aanvraag ter grootte van bijna € 20.000 af van een touringcarbedrijf dat als eerste inschrijving ‘reisorganisatie’ had, de aanvraag voor ruim € 3.600 van een taxivervoerder die primair als ‘reisbemiddeling’ staat ingeschreven.
De volledige uitspraken over de TVL:
Geef een reactie