
Scheepsbouwer Holterman Shipyard uit Meppel moet De Jong & Laan nog ruim €40.000 aan onbetaalde facturen overmaken, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaald. Het beroep van De Jong & Laan op het vervalbeding in de algemene voorwaarden is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Daarmee komt het hof in hoger beroep tot een heel ander oordeel dan de rechtbank Noord-Nederland in 2020.
Prijsafspraken
De Jong & Laan stelde voor verschillende onderdelen van het Holterman-concern jaarrekeningen samen en voerde fiscale en administratieve werkzaamheden uit. Daarover werden in 2016 prijsafspraken gemaakt. Aanvullende werkzaamheden zouden na voorafgaand overleg over het verrichten ervan afzonderlijk in rekening worden gebracht tegen het daarvoor geldende uurtarief. De Jong & Laan factureerde uiteindelijk in 2016 en 2017 in totaal € 114.364,64, verspreid over verschillende Holterman-vennootschappen.
Rechtbank: tegenvaller voor De Jong & Laan
In januari 2018 zegde Holterman de overeenkomst op. Op dat moment was € 73.632,15 betaald en € 40.732.49 onbetaald gelaten. De Jong & Laan stapte daarop naar de rechter, waar het top 15-kantoor betaling van de openstaande facturen vorderde. Holterman c.s. stelde daar een vordering van € 28.219,63 tegenover, die erop gebaseerd was dat in weerwil van de vaste prijsafspraken steeds een uurtarief in rekening was gebracht en betaald tot een hoger bedrag dan partijen waren overeengekomen (in totaal € 73.632,15, in plaats van € 45.412,52).
De uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2020 is een flinke tegenvaller voor De Jong & Laan. De vordering van Holterman c.s. wordt door de rechtbank namelijk in z’n geheel toegewezen. De Jong & Laan krijgt alleen een onbestreden vordering met een bedrag van € 704,44 toegewezen.
Hoger beroep
De Jong & Laan laat het daar niet bij zitten en tekent hoger beroep aan. Met succes, want het hof oordeelt dat de scheepsbouwer alsnog over de brug moet komen.
De vordering van Holterman c.s. tot terugbetaling van hetgeen tot eind 2016 onverschuldigd zou zijn betaald, wordt afgewezen. De scheepsbouwer had eind 2016 geprotesteerd tegen facturen die De Jong & Laan had verzonden. Het accountantskantoor voerde bij het hof aan dat partijen daarop afspraken hebben gemaakt die resulteerden in een nabetaling door Holterman c.s. De scheepsbouwer ontkent dat, maar kwam daarover verder niet met een onderbouwing. Daarmee heeft Holterman c.s. het verweer van De Jong & Laan naar het oordeel van het hof onvoldoende bestreden: het had op hun weg gelegen ter nadere onderbouwing van hun vordering in te gaan op de e-mail waarin deze afspraken zijn bevestigd, en op de conclusie van De Jong & Laan dat de betaling van € 13.185,92 diende ter afronding van deze afspraken. Dat hebben zij niet gedaan.
Daarmee staat de verschuldigdheid vast van de betalingen die Holterman c.s. hebben gedaan naar aanleiding van facturen die tot 21 december 2016 zijn verstuurd. Voor zover die zijn voldaan, is dus geen sprake van onverschuldigde betalingen.
Reclametermijn
Ten aanzien van facturen uit 2017 slaagt het beroep van De Jong & Laan op de reclametermijn. Dat betekent dat de vorderingen van De Jong & Laan toewijsbaar zijn.
De Jong & Laan had aangevoerd dat Holterman c.s. zich niet met succes tegen de facturen uit 2017 kunnen verweren, omdat in de toepasselijke algemene voorwaarden voor reclames, op straffe van verval van recht, een termijn van 30 dagen na verzenddatum van de facturen is opgenomen. Volgens De Jong & Laan is die termijn in alle gevallen overschreden.
Het hof oordeelt dat het vervalbeding op zichzelf niet onredelijk bezwarend en onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW).
Bij artikel 6:248 lid 2 BW staat de uitoefening van het beding centraal, overweegt het hof. Daarom kunnen alle feiten en omstandigheden die zich daarbij voordeden in de beoordeling worden betrokken. Anders dan zij zelf menen, spreekt echter niet in het voordeel van Holterman c.s. dat op het eerste gezicht al duidelijk was dat de facturen afweken van de basisafspraak, terwijl wel duidelijk was waar ze wel op zagen. Het is daarom niet juist dat hierdoor iedere ‘controle illusoir’ zou zijn, zoals Holterman c.s. aanvoeren. Zelfs oppervlakkige bestudering van de facturen had al aanleiding kunnen zijn voor reclames. Het inroepen van het beding door De Jong & Laan is alleen om deze reden al niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid faalt om die reden ook.
Het bestreden vonnis wordt daarom vernietigd. De vorderingen van De Jong & Laan worden alsnog toegewezen en die van Holterman c.s. afgewezen.
Reactie De Jong & Laan
De Jong & Laan laat in een reactie weten:
‘Wij zijn tevreden met het arrest van het Hof. Helemaal omdat wij uiteraard liever niet procederen tegen (ex-)klanten. Desondanks zijn wij blij dat wij na bijna drie jaar procederen in het gelijk zijn gesteld.’
Holterman heeft vrijdagmiddag niet gereageerd op een verzoek om een reactie.
MH
Geef een reactie