De Accountantskamer legde eerder boetes op aan een RA en twee voormalige AA’s, maar de drie lieten na om te betalen. De tuchtrechter rekent het de (voormalige) accountants zwaar aan dat zij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet hebben nageleefd. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak hebben ze het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. De Accountantskamer legt de (voormalige) accountants daarom nu een doorhaling van een half jaar op.
Uitspraken: 22-660 RA, 22-662 vh AA & 22-712 vh AA
Eerdere veroordelingen Accountantskamer
Bij uitspraak van 20 november 2020 heeft de Accountantskamer de RA in verband met het niet naleven van de PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018 de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 3.360,- opgelegd. Het hoger beroep van de accountant is bij uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 14 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Accountantskamer van 20 november 2020 is daardoor onherroepelijk geworden.
Bij uitspraak van 27 januari 2020 heeft de Accountantskamer een van de voormalige AA’s in verband met het niet meewerken aan de beoordeling van het kwaliteitsssysteem van de accountantseenheid de maatregelen van doorhaling en een geldboete van € 8.000,- opgelegd. De accountant en de NBA hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, die daarmee onherroepelijk is geworden.
Aan de andere voormalige AA werden bij uitspraak van 20 november 2020 door de Accountantskamer in verband met het niet naleven van de PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018 de maatregelen van berisping en een geldboete van € 5.600,- opgelegd. Het hoger beroep van de voormalige accountant is bij uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 14 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Accountantskamer van 20 november 2020 is daardoor onherroepelijk geworden.
Boetes niet betaald
In artikel 5 lid 4 Wtra is bepaald dat als een geldboete niet binnen de gestelde termijn is voldaan, de Accountantskamer na het horen van betrokkene of het daartoe behoorlijk oproepen ambtshalve kan beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d (tijdelijke doorhaling) of e (doorhaling), op te leggen.
Omdat de drie (voormalige) accountants niet op de zitting zijn verschenen en ook niet op andere wijze hebben gereageerd, is niet bekend waarom ze de geldboete niet hebben betaald. De Accountantskamer gaat er daarom vanuit dat de betrokkenen geen aanvaardbare reden hebben voor het niet betalen van de geldboete.
De Accountantskamer rekent het de betrokkenen zwaar aan dat zij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet hebben nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak hebben betrokkenen bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Daarom bestaat aanleiding om betrokkenen een nadere tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.
De Accountantskamer acht het passend en geboden om betrokkenen de in artikel 2 lid 1 aanhef en onder d Wtra bedoelde – nadere – maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor zes maanden op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat betrokkenen een tuchtrechtelijke uitspraak niet geheel hebben nageleefd, dat zij zijn gewezen op eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 5 lid 4 Wtra en dat van betrokkenen geen reactie is ontvangen. Ook is bij het opleggen van de maatregel rekening gehouden met het feit dat de AA’s zich inmiddels uit de registers hebben laten uitschrijven.
G Timmerman zegt
Da’s pas een spannende: hoe haal ik iemand door die niet (meer) is ingeschreven? Anders gevraagd: wat beoogd de Kamer nu eigenlijk met zo’n vonnis, behalve dan het doen van een uitspraak en toepassen van regeltjes door henzelf. De betrokkenen zijn -al lang- vertrokken en lappen logischerwijze ook deze uitspraak aan hun laars?