
Een stichting die werknemers als docent ter beschikking stelt aan basisscholen, kan geen beroep doen op de onderwijsvrijstelling voor de omzetbelasting, oordeelt de rechter. Mensen beschikbaar stellen wordt niet beschouwd als onderwijsdienst.
De stichting kreeg over de jaren 2015 tot en met 2019 een naheffingsaanslag van ruim een half miljoen opgelegd na een boekenonderzoek van de Belastingdienst. Over de facturen voor het leveren van onderwijspersoneel was namelijk geen btw berekend. En dat moest wel, vond de fiscus. Zo stonden de beschikbare docenten op een portaal waar scholen digitaal opdrachten konden verstrekken. De docenten konden zelf aangeven of zij de opdracht aannamen.
Intentie is onderwijs
De rechter stelt vast dat niet alleen scholen en onderwijsinstellingen, maar onder voorwaarden ook anderen die onderwijs geven, onder de vrijstelling van omzetbelasting kunnen vallen. De stichting betoogt dat het de intentie is om onderwijsdiensten te verrichten en niet om personeel ter beschikking te stellen. Door geen btw te berekenen, behaalt de stichting een concurrentievoordeel ten opzichte van uitzendbureaus, brengt de stichting verder naar voren in de rechtszaal.
De docent valt onder de verantwoordelijkheid van de stichting en niet die van de inlenende basisschool; de docenten zijn niet ondergeschikt aan de scholen. Dat de scholen kennelijk in hun administratieve verwerking de docenten van de stichting hetzelfde behandelen als hun eigen werknemers, wil nog niet zeggen dat er sprake is van uitlenen van docenten, zo beargumenteert de stichting verder.
Aard van de diensten bepalend
De docenten staan ten opzichte van de stichting juridisch in een verhouding van ondergeschiktheid, stelt de rechter vast. ‘Zij verrichten hun werkzaamheden dus niet zelfstandig, maar door tussenkomst van belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarom in dit geval de aard van de diensten van belanghebbende relevant voor de beoordeling en niet de diensten die haar werknemers – de docenten – binnen de scholen verrichten ten behoeve van de basisschoolleerlingen.’
Docent valt onder verantwoordelijkheid school
Gelet op de contracten die de stichting sluit, is niet aannemelijk dat sprake is van het verzorgen van onderwijs. ‘De feitelijke werkwijze houdt immers in dat scholen […] een beschikbare docent naar hun keuze uitzoeken. De werkzaamheden houden feitelijk in dat een docent op de betreffende school les komt geven. Er zijn geen aanvullende diensten van belanghebbende. De dienst is gericht op het inzetbaar maken van een docent.’ Scholen moeten doorbetalen bij ziekte of zorgverlof en de stichting hoeft niet voor vervanging te zorgen. ‘Deze omstandigheden wijzen erop dat sprake is van het ter beschikking stellen van personeel en de docent onder verantwoordelijkheid van de school valt. Indien een onderwijsdienst zou worden geleverd, ligt het immers voor de hand dat belanghebbende het risico van afwezigheid van een van werknemers draagt en ervoor dient te zorgen dat de opdracht desondanks wordt uitgevoerd.’
Bovendien is in het contract vastgelegd dat de scholen in verregaande mate verantwoordelijk zijn voor het verzorgde onderwijs. ‘Het tegen vergoeding ter beschikking stellen van een docent aan een school, waar die docent onder verantwoordelijkheid van die school op tijdelijke basis onderwijs verzorgt, is echter geen onderwijsdienst waar de vrijstelling op ziet.’
Geef een reactie