
De afscheidsbonussen van een bv voor het voormalige personeel bij de verkoop van drie dochtervennootschappen, zijn naar het oordeel van de Hoge Raad aftrekbaar. Door de verkoop kon de bv de afscheidsbonussen uit de verkoopopbrengst betalen.
Een bv verkoopt de aandelen van drie dochtervennootschappen, waarvan er twee in het buitenland zijn gevestigd, aan een derde. Na de verkoop verstrekt de bv afscheidsbonussen aan het voltallige personeel van de voormalige dochtervennootschappen voor een totaalbedrag van ruim € 1.500.000.
De bv neemt contact op met de Belastingdienst om te informeren op welke manier zij loonheffing over deze uitkeringen moet inhouden. Deze uitkeringen zijn vervolgens door de moedervennootschap van de bv in de loonheffing betrokken en via een andere groepsvennootschap aan de werknemers van de drie voormalige dochtervennootschappen uitbetaald. De bv heeft de uitkeringen in de aangifte vennootschapsbelasting in aftrek gebracht op de belastbare winst.
De inspecteur ziet de uitkeringen als kosten ter zake van de verkoop van de deelnemingen en weigert deze aftrek op grond van artikel 13, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Ook rechtbank Gelderland ziet de gedane uitkeringen niet als een aftrekbare post ter zake van de verkoop van de deelneming in de dochtermaatschappij.
Oordeel Rechtbank Gelderland
De rechtbank stelt dat men bij het bepalen van de winst de kosten ter zake van de vervreemding van een deelneming buiten beschouwing moeten houden. Er moet sprake zijn van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de geclaimde kosten en de verkoop van de deelneming.
Volgens de rechtbank kan men kosten aanmerken als kosten ter zake van de vervreemding van de deelneming als men die kosten zonder die vervreemding niet zouden maken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit hier het geval.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt dat op grond van haar arrest van 7 december 2018 bij het bepalen van de winst de voordelen uit hoofde van een deelneming buiten aanmerking blijven, alsmede de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming.
De zinsnede “ter zake van” maakt volgens de Hoge Raad duidelijk dat een bepaalde kostenpost alleen onder de deelnemingsvrijstelling valt indien een verband bestaat tussen die kostenpost en de verwerving of de vervreemding van een deelneming.
Bij de vraag welk verband vereist is, gaat de Hoge Raad uit van een rechtstreeks oorzakelijk verband. De afscheidsbonussen worden beschouwd als kosten door de verwerving of de vervreemding van de desbetreffende deelneming in die zin dat de kosten zonder die verwerving of die vervreemding niet zouden zijn gemaakt.
Oorzakelijk verband met vervreemding
De kosten van de vervreemding houden een zodanig oorzakelijk verband met de vervreemding in dat zij zijn gemaakt omdat zij – objectief bezien – nuttig of nodig zijn om tot die vervreemding te komen. In dit geval is het betalen van de afscheidsbonussen niet noodzakelijk of nuttig voor de verkoop van de dochters, er ontbreekt een oorzakelijk verband tussen uitgaven en vervreemding.
De Hoge Raad ziet de toekenning van de afscheidsbonussen dan ook als het gevolg van de vervreemding, omdat de bv deze uitkeringen uit de verkoopopbrengst kon doen. De afscheidsbonussen kunnen, na inhouding van loonheffing, in aftrek bij de bv worden toegelaten, aldus het slotoordeel van de Hoge Raad.
Geef een reactie