Het gebeurt vaak dat een testament niet de duidelijkheid biedt die bij het opstellen ervan werd beoogd. Wat bedoelde vader toen hij liet vastleggen dat ‘een jurist, accountant of fiscalist’ na zijn overlijden moest vaststellen of zijn tweede echtgenote financieel in staat was het wettelijk erfdeel aan zijn kinderen uit te keren?
Het erfrecht laat veel ruimte voor schrijnende situaties. Neem het geval van een vermogende man, zijn drie kinderen en een tweede echtgenote. Vader overlijdt in 2009. In zijn testament heeft hij laten vastleggen dat op zijn nalatenschap de wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Hij wil dat zijn tweede echtgenote, met wie hij op moment van overlijden dertig jaar is getrouwd, op het echtelijke landgoed kan blijven wonen zoals zij gewend was. De drie kinderen uit zijn eerste huwelijk kunnen hun kindsdeel na tien jaar opeisen in gelijke jaarlijkse termijnen, tenzij de echtgenote ‘– gebaseerd op een schriftelijk advies van een jurist, accountant of fiscalist – kan aantonen dat het inkomen uit vermogen na de uitkering aan de kinderen tezamen met de interingen zoals zij tot op dat moment deed, niet voldoende zal blijken te zijn om tezamen met haar eigen inkomen de staat te blijven voeren zoals zij die gewend is en daarnaast het advies aangeeft de termijn waarop de vorderingen alsdan opeisbaar worden.’
De tenzij-voorwaarde
De tweede echtgenote leeft nog als de tienjaarstermijn in de loop van 2018 in zicht komt. De drie kinderen willen hun erfdeel van ruim vier ton ontvangen, maar krijgen van hun stiefmoeder te horen dat haar fiscalist heeft uitgerekend dat zij hier financieel niet toe in staat is. De tweede echtgenote maakt daarmee gebruik van de ‘tenzij’-bepaling in het testament van haar overleden man. De kinderen leggen zich hier echter niet bij neer. Zij stellen onder meer dat de adviseur van stiefmoeder geen ‘jurist, accountant of fiscalist’ is, zoals het testament voorschrijft, en dat deze persoon ook niet onafhankelijk is. De adviseur werkt namelijk al sinds 2010 voor de stiefmoeder. Op 19 december 2019 laten de kinderen voor een bedrag van € 1.247.352,- conservatoir beslag leggen op het landhuis. Zo willen zij hun stiefmoeder dwingen het kindsdeel uit te betalen.
Wat bedoelde vader?
De rechtbank in Lelystad geeft de kinderen bij tussenvonnis in 2022 gelijk, onder meer omdat de adviseur van de tweede echtgenote niet onafhankelijk is. De stiefmoeder wordt toegestaan in hoger beroep te gaan voordat er een eindvonnis is. Alle stukken komen opnieuw op tafel. Zo heeft de notaris die het testament heeft opgesteld in 2021 verklaard: ‘We dachten dat er over 10 jaar voldoende vermogen zou zijn om de kinderen uit te keren. Als dat niet zou kunnen, kon [de tweede echtgenote] een beroep doen op de tenzij-bepaling. Of het beroep op die bepaling terecht was moest door een derde worden beoordeeld zodat de mening van [de tweede echtgenote] niet bepalend zou zijn. Over die derde staat een duidelijke omschrijving in het testament: een professional om discussie te voorkomen. We moeten het zo zien dat door een onafhankelijke beroepsbeoefenaar wordt gekeken. Dat zijn bv juristen, fiscalisten. Je zoekt iemand uit die weet hoe dat zit, die deskundig is.’ Ook laat de notaris weten: ‘Ik heb de globale cijfers gezien en dan hoef je echt geen tweede deskundige erbij te halen: het is duidelijk dat er niet genoeg liquide vermogen is om de kinderen uit te keren.’
Meekels Advies
De adviseur van de tweede echtgenote is de eigenaar van Meekels Advies. Als eerste wil het gerechtshof vaststellen of hij kan worden aangemerkt als fiscalist. De man heeft fiscale economie gestudeerd, werkte als fiscalist op partnerniveau bij Grant Thornton Accountants en Adviseurs en drijft nu een eigen adviespraktijk die bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat onder de activiteit ‘belastingconsulenten en rechtskundige adviesbureaus’. Op basis van deze gegevens komt het hof tot het oordeel dat Meekels Advies dient te worden aangemerkt als fiscalist.
Onafhankelijk?
Vervolgens is de vraag aan de orde of de ingeschakelde jurist, accountant of fiscalist onafhankelijk dient te zijn en, zo ja, of Meekels Advies aan die onafhankelijkheid voldoet. Het hof stelt voorop dat in de tekst onder 2.1 sub e van het testament het woord ‘onafhankelijk’ niet voorkomt. Pas nadat de notaris ter zitting bij de rechtbank had verklaard dat bedoeld is dat door een onafhankelijke beroepsbeoefenaar naar de situatie van de tweede echtgenote moet worden gekeken, is de onafhankelijkheid van Meekels Advies een geschilpunt geworden. Beoordeeld moet dus worden of erflater, hoewel hij het niet heeft opgenomen in de tekst van zijn testament, wel heeft bedoeld te bepalen dat de jurist, accountant of fiscalist onafhankelijk moet zijn. Naar het oordeel van het hof ligt het niet voor de hand dat de – in dit geval – fiscalist die de beoordeling zou doen, in die zin onafhankelijk zou moeten zijn dat hij geen connectie met de tweede echtgenote zou mogen hebben. Gelet op de bepalingen in het testament ligt het immers op haar weg een beroep te doen op de tenzij-clausule en moet zij door middel van een schriftelijk advies van een jurist, accountant of fiscalist aantonen dat de situatie van de tenzij-clausule zich voordoet. De deskundige die dat moet beoordelen, moet dus door de tweede echtgenote worden aangezocht, wat per definitie meebrengt dat deze deskundige niet onafhankelijk is, in die zin dat hij geen banden met de tweede echtgenote heeft.
‘Onredelijk’
Hoewel bij het erfrecht in de eerste plaats naar de letter van het testament wordt gekeken, kan bij onduidelijkheid onderzocht worden wat de bedoeling van de erflater zal zijn geweest. In deze zaak acht het hof het aannemelijker dat erflater de bedoeling heeft gehad te regelen dat de tweede echtgenote niet zelf de beoordeling zou (moeten) doen, maar dat een deskundige derde die beoordeling zou verrichten. Dit vindt bevestiging in een brief van de notaris waarin deze nogmaals verwoordde dat met ‘onafhankelijk’ is bedoeld dat niet de tweede echtgenote zelf de beoordeling zou doen, maar dat een derde de situatie zou beoordelen.
De drie kinderen hebben zich nog op het standpunt gesteld dat op grond van de redelijkheid en billijkheid consequenties moeten worden verbonden aan het gedrag van hun stiefmoeder, in die zin dat moet worden bepaald dat hun vorderingen opeisbaar zijn (geworden). Volgens de drie kinderen zou de tweede echtgenote zich niets aantrekken van hun belangen en van de inhoud van het testament van hun vader. De tweede echtgenote stelt daarentegen dat het testament niet bepaalt dat van haar wordt verwacht dat zij in de tien jaren na het overlijden van haar man stappen zet om een zodanige financiële situatie te creëren dat zij de erfdelen zou kunnen uitkeren en evenmin dat zij zou moeten meedenken over oplossingen of alternatieven.
Het beroep van de drie kinderen op de redelijkheid en billijkheid leidt het hof niet tot het oordeel dat hun vorderingen opeisbaar zijn geworden. Het gerechtshof zet daarmee een streep door het tussenvonnis: de drie kinderen moeten wachten op hun kindsdeel tot ook hun stiefmoeder is overleden. En dan bestaat inderdaad de kans dat er van dat kindsdeel niet veel meer resteert.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie