Slechts bij 1 op de tien rechtszaken wordt hoger beroep ingesteld. Maar de slaagkans is met 40 procent aanzienlijk. Dat ervoer ook een boekhouder, die in de clinch lag met een voormalige klant.
De klant, de eigenaar van een hotel uit Amsterdam, vond dat hij had betaald voor administratieve diensten die niet waren verleend. Bij de rechtbank eiste hij van zijn boekhouder dit geld terug. En met succes. De boekhouder, een zzp’er, moest zo’n 2.800 euro terugstorten en werd daarnaast ook veroordeeld in de proceskosten van circa 1.300 euro. De kantonrechter wees vonnis in juli 2022.
In hoger beroep
Zowel de boekhouder als de klant gingen in hoger beroep. De klant omdat hij meer geld had teruggeëist en de rechtbank hem hier maar deels in was tegemoet gekomen. De boekhouder tekende hoger beroep aan omdat hij vond dat de facturen helemaal niet ten onrechte waren en hij dus recht had op de reeds betaalde vergoeding.
De klant heeft een hotel in Amsterdam alsmede een groothandel (BV) die zich richt op import en export. De boekhouder drijft een administratiekantoor en verzorgt ook belastingaangiftes. Begin 2017 werd hij gevraagd de boekhouding voor het hotel en diens eigenaar te doen. Beiden spraken een prijs van € 2800 ex btw af voor het jaar 2017.
Werk uit het verleden
Maar er lag ook nog administratief werk uit het verleden. De vorige boekhouder had namelijk zijn werkzaamheden voor de hoteleigenaar stopgezet omdat deze na een verschil van mening. Dientengevolge waren de administraties over 2015 en 2016 op het moment van de beëindiging niet gecontroleerd. Ze zouden nog veel manco’s bevatten. De nieuwe boekhouder vroeg de oude boekhouder om de loonadministratie 2016 nog even af te maken. Anders zou hij ‘de extra kosten van het opnieuw doen van de administraties’ op hem (de oude boekhouder) verhalen. Die was hier niet van gediend en liet de hoteleigenaar weten niet meer met de nieuwe boekhouder te willen communiceren.
In totaal factureerde de nieuwe boekhouder in 2017 ruim 5.000 euro aan de hoteleigenaar, onder meer voor werkzaamheden aan de administraties van 2015 en 2016. Die werden keurig betaald, maar de hoteleigenaar stuurde op 20 december 2017 een mail waarin de relatie werd opgezegd: ‘Good day Sir. We can not go further with you, Kindly close the years 2016 and 2017. Because I found you bit costly and i cant afford. (…)’ In 2018 werden nog twee facturen van de boekhouder betaald, maar bleef één factuur (bijna 2.000 euro) open staan. Van september 2018 tot eind 2019 vond er overleg plaats tussen de advocaten van beide partijen, die over en weer geld van elkaar eisten.
‘Geen opdracht’
In het hoger beroep voerde de hoteleigenaar twee redenen aan waarom hij meent dat hij onverschuldigd heeft betaald. De eerste reden is dat de boekhouder werkzaamheden in rekening zou hebben gebracht waarvoor geen opdracht was gegeven. De tweede reden is dat hij facturen heeft betaald die de BV (groothandel) aangingen en niet hemzelf. De eerste reden werd in 2022 door de kantonrechter verworpen; daartegen had de hoteleigenaar hoger beroep ingesteld. De tweede reden was door de kantonrechter aanvaard, daartegen maakte de boekhouder voor het gerechtshof Leeuwarden nu bezwaar.
Ongerijmdheden
Het gerechtshof zag meteen ongerijmdheden in de verklaringen van de hoteleigenaar. Zo zou hij geen opdracht hebben gegeven voor werk aan de administraties 2015 en 2016 maar hij betaalde wel zonder te morren facturen die de boekhouder voor dit werk opstuurde. In emails ging het daarnaast over administratief werk voor de BV. En wat te denken van de mail waarmee de hoteleigenaar de relatie opzegde: ‘Kindly close the years 2016 en 2017’. Het gerechtshof: ‘Dit is bezwaarlijk anders op te vatten dan een verzoek aan [de boekhouder] om zijn werkzaamheden voor de jaren 2016 en 2017 af te maken, wat alleen betekenis heeft als [de hoteleigenaar] hem eerder heeft gevraagd voor die jaren werkzaamheden te verrichten.’
BV
De hoteleigenaar probeerde onder de betalingen van de BV aan de boekhouder uit te komen. Maar ook hier ving hij, anders dan bij de kantonrechter, bot. De boekhouder mocht ervan uitgaan, zo beargumenteerden de raadsheren, dat zijn klant ook voor en namens de BV aan hem de opdracht had gegeven voor het verrichten van administratieve werkzaamheden. Allereerst omdat de klant de statutair bestuurder en enig aandeelhouder van de BV is, zodat de boekhouder niet met een ander dan de klant over de BV had kunnen communiceren. Daarnaast geldt dat de vorige boekhouder de werkzaamheden voor de BV vanaf 2015 niet had afgemaakt, dat klant met zijn nieuwe boekhouder had gemaild over allerlei aangelegenheden die de BV aangingen, dat de boekhouder vervolgens op de BV betrekking hebbende stukken zoals (concept)jaarrekeningen en belastingaangiften had opgesteld en aan de klant toegezonden en dat van enig protest van de klant in 2017 of in het grootste deel van 2018 tegen wat de boekhouder voor de BV deed, niet is gebleken. Hetzelfde geldt voor de aan de BV gerichte facturen. De boekhouder had daarom voldoende onderbouwd dat voor zijn werkzaamheden voor de BV een opdracht is verleend – in de persoon van de klant.
Geen wanprestatie
Tot slot voerde de hoteleigenaar nog aan dat de boekhouder een wanprestatie had gepleegd dan wel onrechtmatig had gehandeld door hem onterecht facturen te sturen. Het gerechtshof wilde hier niet van horen. Waarmee de conclusie luidde dat de boekhouder alsnog volledig in het gelijk moest worden gesteld. De hoteleigenaar moet aan de boekhouder terugbetalen wat deze op basis van het eerste vonnis al had betaald. Het hof veroordeelde de hoteleigenaar ook tot betaling van de proceskosten.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie