De rechtbank Rotterdam heeft in december een geheel nieuwe norm aangelegd voor het bepalen van de hoogte van pensioenschade. Dit is de schade die een werknemer lijdt ten aanzien van zijn pensioenopbouw door een voortijdig eindigen van zijn dienstverband.
Voor een werknemer zijn de gevolgen van een voortijdig eindigen van zijn dienstverband in de eerste plaats merkbaar in de portemonnee. Het genoten loon wordt ingeruild voor een WW-uitkering waarvan de hoogte doorgaans maar een beperkt percentage is van het laatstverdiende loon.
Ook is de duur van de WW-uitkering beperkt en staat niet altijd vooraf vast dat de ontslagen werknemer ook recht heeft op de WW-uitkering. Een werknemer die het niet eens is met het gegeven ontslag kan aan de rechter verzoeken aan hem een billijke vergoeding toe te kennen op basis van de loonderving. De vraag is dan natuurlijk nog wel hoelang deze loonderving gaat voortduren.
Pensioenschade inbrengen
Naast het gemiste loon kan een werknemer natuurlijk ook een bedrag aan pensioenschade inbrengen in de billijke vergoeding. Berekend moet dan worden hoe hoog het gemis aan pensioenaanspraak zal zijn door het gegeven ontslag. Voor een werknemer die redelijk in de buurt van zijn pensioendatum is, zal al snel de gehele periode tot aan pensioendatum worden meegenomen en voor jongere werknemers zal rekening gehouden worden met de kans op hernieuwde pensioenopbouw.
Contante waarde
De pensioenschade zelf betreft natuurlijk niet het jaarlijkse bedrag aan pensioen zelf en ook niet dit pensioenbedrag maal het aantal jaren dat dit normaal genomen genoten kan worden, op basis van de levensverwachting vanaf pensioendatum. Wel betreft het de contante waarde van dit levenslange toekomstige pensioen. Met andere woorden, wat zou er vandaag de dag bij de pensioenuitvoerder gestort moeten worden om het gemiste pensioen in te kopen? Minus natuurlijk wel nog de contante waarde van de eigen bijdrage van de werknemer over de periode tot pensionering.
Casus rechtbank Rotterdam
In de betreffende casus claimt een 61-jarige werknemer een pensioenschade die gebaseerd is op het gemis aan pensioenopbouw maal de gemiddelde levensverwachting conform cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 19 jaar. Uit de feiten van de casus lijkt af te leiden te zijn dat de pensioenopbouw niet gegarandeerd is, maar de kantonrechter gaat hieraan voorbij. De onderbouwing van de werknemer klinkt geloofwaardig en er is voor de kantonrechter geen aanleiding om uit te gaan van een ander bedrag aan pensioenschade.
Uiteindelijk telt de kantonrechter de loonschade en de pensioenschade bij elkaar op, verlaagt deze met de totale WW-uitkering en gaat mee in de claim van de werkgever tot een billijke vergoeding van 50% van dit bedrag.
Conclusie
Mocht deze uitspraak in hoger beroep blijven staan, als dit al wordt ingesteld door de werkgever, dan hebben we een nieuwe norm voor het vaststellen van een pensioenschade bij ontslag. Je neemt gewoon het totale bedrag aan gemis aan pensioenopbouw, los van het daadwerkelijke pensioensysteem, je vermenigvuldigt dit met de gemiddelde levensverwachting volgens het CBS vanaf pensioendatum en voilà je bent klaar. De eigen bijdrage van de werknemer en het feit dat het totale bedrag aan pensioenuitkeringen niet gelijk is aan de koopsom die hiervoor vandaag de dag moet worden betaald, mag je gewoon negeren. De casus maakt in ieder geval wel duidelijk dat een werkgever alert moet zijn op een claim voor pensioenschade van een ontslagen werknemer. En dat het zeer de moeite loont om een deskundige in te huren om de hoogte van de claim te weerleggen.
Paul van Ravenzwaaij MPLA is pensioendeskundige en verbonden aan Pellicaan Advocaten.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Sylvia Punt zegt
Dat op deze manier pensioenschade wordt onderbouwt, klopt uiteraard niet. Echter, de rechter zegt zelf al het volgende in r.o. 5.7:
‘Dat die schade niet (precies) vast staat, betekent niet dat de schade niet meespeelt bij de hoogte van de billijke vergoeding. Het enige objectieve aanknopingspunt is het pensioenoverzicht dat [verzoeker01] als productie 26 bij het verzoekschrift heeft overgelegd en waarmee hij zijn schade onderbouwt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om uit te gaan van een ander bedrag aan pensioenschade.’
Meerdere aspecten spelen hier. Werkgever voert geen verweer op dit punt. Er is namelijk geen ander bedrag of berekening getoond. Onomstotelijk staat vast dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Persoonlijke situatie van werknemer speelt ook overduidelijk mee (recent weduwnaar, verzuim tot gevolg).
Dus de conclusie zoals vermeld in dit blog dat we een nieuwe norm zouden hebben voor het vaststellen van een pensioenschade bij ontslag, is mijns inziens onjuist en te kort door de bocht.