Een AA kreeg een verzoek van een curator om haar te assisteren bij het rechtmatigheidsonderzoek na het faillissement van twee vennootschappen. De accountant en de eigenaar van de bedrijven waren tot halverwege de jaren tachtig collega’s bij hetzelfde accountantskantoor, en daarna was hij tot eind 2001/begin 2002 als adviseur betrokken bij de vennootschappen.
De AA ging in op het verzoek van de curator en bracht twee rapporten van feitelijke bevindingen uit. Dat kon niet door de beugel, vond de eigenaar van de in 2020 gefailleerde vennootschappen, die daarop een tuchtklacht bij de Accountantskamer indiende tegen de accountant. Die zou ten onrechte niet hebben onderkend dat zijn objectiviteit werd bedreigd, onvoldoende zorgvuldigheid hebben betracht ten opzichte van de klager als beoogd gebruiker en de voorschriften van Standaard 4400N niet in acht hebben genomen.
Uitspraak: 23-1457 AA FFD
Bedreiging van de objectiviteit voldoende onderkend?
De Accountantskamer constateert dat de AA in dit geval vóór aanvaarding van de opdracht heeft onderkend dat sprake was van een mogelijke bedreiging voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Hij heeft zich immers gerealiseerd dat hij en klager oud-collega’s van elkaar zijn en dat hij de accountant is geweest van de vennootschappen. Vervolgens heeft hij onderzocht en beoordeeld of deze omstandigheden daadwerkelijk een bedreiging vormden en heeft hij geconcludeerd dat daarvan geen sprake was.
Na aanvaarding van de opdracht heeft klager de AA op 21 juli 2021 verzocht om de opdracht neer te leggen vanwege zijn eerdere betrokkenheid bij de oprichting en de inrichting van een van de vennootschappen en de vervelende manier waarop hun relatie volgens klager was geëindigd. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de accountant opnieuw onderzocht of sprake was van een bedreiging voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit en is hij tot de conclusie gekomen dat daarvan ook toen geen sprake was.
Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft de AA inderdaad kunnen concluderen dat in de door klager opgeworpen bezwaren geen bedreigingen schuilden. De accountant had in die periode een burn-out en had zelf geen herinnering aan een vervelende beëindiging van de relatie met klager. Hij hoefde evenmin te verwachten dat de opzet en inrichting van de administratieve processen van de vennootschappen nog steeds hetzelfde zouden zijn als 20 jaar geleden. Klager heeft in dit verband op de zitting ook verklaard dat er sinds de oprichting van een van die vennootschappen veel is gewijzigd in de administratie en dat alleen het destijds opgezette systeem van doorbelasten nog wordt gehanteerd. Een systeem van doorbelasten leidt naar het oordeel van de Accountantskamer, zelfs als de AA dit systeem zou hebben geadviseerd, niet per definitie tot een situatie waarin een bedreiging van zelftoetsing is gelegen. Daarbij komt dat in dit geval 20 jaar is verstreken. De accountant heeft bovendien in verband met de bezwaren van klager zorgvuldig gehandeld door nogmaals op 18 augustus 2021 contact op te nemen met de afdeling Vaktechniek van de NBA, oordeelt de Accountantskamer. Uit de gespreksnotitie van dit gesprek volgt dat de medewerker van de afdeling Vaktechniek net als de AA van mening was dat er geen bedreiging was die zou moeten leiden tot het teruggeven van de opdracht.
De Accountantskamer concludeert al met al dat de AA heeft kunnen oordelen dat vóór en ná aanvaarding van de opdracht geen sprake is geweest van een bedreiging voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Omdat geen sprake was van een bedreiging, hoefde hij ook geen maatregelen te treffen om een bedreiging weg te nemen. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Beoogd gebruiker
De AA hoefde de specifieke werkzaamheden en uitgangspunten van de opdracht volgens de Accountantskamer ook niet met de klager af te stemmen, omdat klager ten tijde van de aanvaarding van de opdracht geen beoogd gebruiker van de rapporten was. Klager kan naar het oordeel van de Accountantskamer wel worden aangemerkt als overige gebruiker, omdat hij in de loop van het onderzoek (dus ná aanvaarding van de opdracht) als gebruiker van de rapporten bekend is geworden. De accountant heeft namelijk op verzoek van de curator de definitieve rapporten aan klager toegezonden, waardoor klager alsnog een gebruiker van de rapporten is geworden. Ook heeft de AA in zijn definitieve rapporten toestemming aan de curator gegeven om onder verwijzing naar de rapporten vragen aan klager te stellen. Omdat de specifieke werkzaamheden en uitgangspunten alleen met de beoogde gebruikers moeten worden afgestemd en niet met de overige gebruikers, kan de accountant niet worden verweten dat er geen afstemming met klager heeft plaatsgevonden.
De klager heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de rapporten onjuistheden bevatten, oordeelt de Accountantskamer. De slotsom is dan ook dat de klacht in alle onderdelen ongegrond wordt verklaard.
Geef een reactie