“De VAR wordt afgeschaft en er komt een alternatief voor de BGL”, dat schrijft Eric Wiebes, staatssecretaris van Financiën, vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Van verschillende kanten is er kritiek gekomen en zijn er kanttekeningen geplaatst bij het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen (wetsvoorstel BGL). Staatssecretaris Wiebes heeft overlegd gevoerd met verschillende organisaties, zoals VNO-NCW, MKB Nederland, de zzp-organisaties en de vakbonden, om te kijken naar hun voorstellen voor alternatieven voor de BGL. Door zzp-organisaties en vakbonden is gepleit voor een alternatief voor de BGL met als belangrijkste twee elementen: een sectorale benadering en een geconditioneerde vrijwaring voor de opdrachtgever. Ook VNO-NCW en MKB Nederland pleiten voor een (waar mogelijk) sectorale benadering. Daarbij zouden zij graag de opdrachtgever de mogelijkheid willen geven om in één keer zekerheid vooraf te krijgen voor alle zzp’ers die hij contracteert.
Voor het kabinet staat voorop dat het alternatief tevens recht moet doen aan de uitgangspunten van het wetsvoorstel BGL. Namelijk dat het bijdraagt aan het herstel van het evenwicht in de verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer en dat de mogelijkheden voor de Belastingdienst om handhavend op te treden worden vergroot.
Alternatief
In een brief aan de Tweede Kamer doet Wiebes zijn alternatief uit de doeken. Het alternatief houdt in dat belangenorganisaties van opdrachtgevers of belangenorganisaties van opdrachtnemers, en ook individuele opdrachtgevers of opdrachtnemers, overeenkomsten voorleggen aan de Belastingdienst. De fiscus kan dan een oordeel geven over de overeenkomst. Partijen kunnen hieraan zekerheid ontlenen over de loonheffingen. De Belastingdienst beoordeelt de overeenkomsten alleen op de elementen die van belang zijn om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van de plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen. De Belastingdienst kan op basis van een voorgelegde overeenkomst geen oordeel geven over de fiscale kwalificatie van de inkomsten van de opdrachtnemer in de inkomstenbelasting.
Sectorale benadering
Onder welke voorwaarden op grond van het fiscale recht of het socialezekerheidsrecht sprake is van een plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen, is voor elke sector hetzelfde. Een sectorale benadering, zoals door de organisaties voorgesteld, is volgens Wiebes dus niet noodzakelijk. “Een sectorale benadering heeft wel voordelen om rekening te kunnen houden met terminologie of afspraken die in een sector gangbaar zijn en met sectorale wetgeving zoals de voor een sector relevante arboregelgeving of bijvoorbeeld in de zorg met de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Sectorspecifieke overeenkomsten zijn geschikt om in de verschillende sectoren helderheid te bieden aan de opdrachtnemer en de opdrachtgever over de kwalificatie van hun arbeidsrelatie en welke gevolgen daaraan verbonden zijn voor de plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen.
Door (sectorale) belangenorganisaties kunnen (nieuw opgestelde of reeds toegepaste) sectorale voorbeeldovereenkomsten aan de Belastingdienst worden voorgelegd, die naar het oordeel van die belangenorganisaties overeenkomsten zijn waarbij voor de opdrachtgever geen plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen geldt. De Belastingdienst beoordeelt vervolgens aan de hand van de bepalingen uit de overeenkomst die zien op de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer of er uit de overeenkomst voortvloeit dat de opdrachtgever loonheffingen moet afdragen of voldoen. Met het oordeel van de Belastingdienst dat een bepaalde overeenkomst inderdaad een overeenkomst is die zodanig is opgesteld dat er op grond van wet- en regelgeving en jurisprudentie geen verplichting is tot het afdragen of voldoen van loonheffingen, kan zekerheid worden verkregen dat er geen loonheffingen hoeven te worden afgedragen of voldaan. Uiteraard geldt deze zekerheid uitsluitend als de arbeid ook daadwerkelijk wordt verricht overeenkomstig die voorgelegde overeenkomst.”
Het oordeel van de Belastingdienst wordt schriftelijk vastgelegd. De fiscus geeft aan voor welke termijn een vrijwaring voor de loonheffingen wordt gegeven indien de overeenkomst wordt afgesloten en er in de praktijk volgens de overeenkomst wordt gewerkt. Gedacht wordt aan een termijn van vijf jaar.
Sectoroverstijgende benadering
Of er sprake is van een plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen wordt bepaald in fiscale regelgeving en socialezekerheidsregelgeving die voor elke sector geldt. Het blijft dus mogelijk om op een wijze die sectoronafhankelijk is zekerheid te geven over het moeten afdragen of voldoen van loonheffingen. Individuele opdrachtgevers en opdrachtnemers die geen gebruik willen of kunnen maken van de hiervoor bedoelde voorbeeldovereenkomsten, kunnen zelf een overeenkomst opstellen en voorleggen aan de Belastingdienst. Indien uit de overeenkomst geen verplichting tot het afdragen of voldoen van loonheffingen voortvloeit, bevestigt de Belastingdienst dit schriftelijk. In andere gevallen kan de overeenkomst in overleg met de Belastingdienst worden aangepast zodat alsnog de vrijwaring voor de loonheffingen kan worden gekregen.
Aanvullende wensen
Over het algemeen kunnen de verschillende organisaties zich in het alternatief vinden. Wel waren er enkele aanvullende wensen. Zo hebben de zzp-organisaties en de vakbonden aangegeven dat er naar hun mening meer moet worden geregeld dan alleen de fiscale kant van de zaak. Zij zouden er een voorstander van zijn als er op sectoraal niveau afspraken worden gemaakt tussen belangenorganisaties van opdrachtgevers en opdrachtnemers en vakbonden over “goed opdrachtgeverschap”. Ook pleiten deze organisaties voor maximale transparantie. Dat wil zeggen dat alle door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomsten openbaar zouden moeten worden gemaakt. Het is voor de opdrachtnemer belangrijk om te weten of een overeenkomst door de Belastingdienst is beoordeeld of niet. Ook zou het voor de opdrachtnemer inzichtelijk moeten zijn welke aanvullende bepalingen een opdrachtgever hanteert ten opzichte van de beoordeelde overeenkomst. Als laatste wens hebben de genoemde organisaties een goede handhaving.
Ook VNO-NCW en MKB Nederland hebben een aantal aanvullende wensen. Ten eerste wensen zij keuzevrijheid voor opdrachtgevers en opdrachtnemers. Ten tweede vinden deze organisaties het belangrijk dat een opdrachtgever de mogelijkheid heeft om in één keer zekerheid vooraf te krijgen voor alle zzp’ers die hij contracteert. Dit beperkt de administratieve lasten. Als laatste wens hebben deze organisaties gesteld dat het mogelijk moet zijn voor intermediairs om ook onder de nieuwe systematiek zzp’ers te bemiddelen.
Het alternatief voor de BGL wordt voorgelegd aan het parlement. De staatssecretaris streeft naar invoering per 1 januari 2016. Ook wil hij in oktober van dit jaar zo’n veertig verschillende (sectorspecifieke en algemene) voorbeeldovereenkomsten op de website van de Belastingdienst hebben gepubliceerd. Het alternatief brengt mee dat de huidige VAR-systematiek wordt afgeschaft. Tot 1 januari 2016 blijft de huidige VAR-systematiek gehandhaafd.
Geef een reactie