Kan een valutaverlies op een deelneming die in een andere lidstaat is gevestigd in aftrek worden gebracht? Van belang zijn de arresten Deutsche Shell, X AB, X Holding, Groupe Steria en Finanzamt Linz. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen.
X NV is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. X NV heeft direct een 100%-belang in een vennootschap in het Verenigd Koninkrijk (hierna: UK -deelneming). De UK-deelneming houdt deelnemingen in andere in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschappen (de UK-groep) en middellijk een deelneming in een in Nederland gevestigde subholding. De subholding heeft drie eurovorderingen op de fiscale eenheid. Er vinden wat reorganisaties plaats. Na deze reorganisaties houdt de fiscale eenheid het belang in de subholding rechtstreeks (dus niet meer via de UK-groep). Het belang in de UK-deelneming wordt via een Luxemburgse vennootschap en een nieuwe UK-vennootschap gehouden.
Negatief valutaresultaat aftrekbaar van winst?
Voor het Hof was in geschil of, en zo ja in hoeverre, een negatief valutaresultaat op het vermogen dat in de Britse tak is geïnvesteerd (hierna: het valutaresultaat) aftrekbaar is van de winst van X NV in de jaren 2008 en 2009. Het Hof heeft geoordeeld dat het valutaresultaat in zijn geheel aftrekbaar is.
Bij waardestijgingen- en dalingen artikel 13 lid Wet Vpb van toepassing
De Hoge Raad geeft aan dat bij waardestijgingen en -dalingen van een deelneming artikel 13 lid Wet Vpb van toepassing is. Koersverliezen blijven dus bij het bepalen van de winst buiten toepassing (zie HR 9 juni 1982, nr. 21142, BNB 1982/230). De Hoge Raad verwijst naar het arrest van het Europese Hof van Justitie van 10 juni 2015, X AB, C‑686/13, ECLI:EU:C:2015:375 (het arrest X AB), waarin kort gezegd het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat artikel 49 VWEU zich niet verzet tegen een belastingregeling waarbij meerwaarden van deelnemingen onbelast zijn en verliezen op de deelnemingen niet aftrekbaar zijn. De Hoge Raad verwijst ook naar het arrest van het Hof van Justitie van 28 februari 2008, Deutsche Shell GmbH, C-293/06, EU:C:2008:129, BNB 2009/84 (het arrest Deutsche Shell). X NV stelt dat het niet in mindering kunnen brengen van het valutaverlies in strijd is met de door artikel 43 EG (nu: artikel 49 VWEU) gegarandeerde vrijheid van vestiging. Daarbij wordt een beroep gedaan op het arrest van het Hof van Justitie van 2 september 2015, Groupe Steria SCA, C‑386/14, ECLI:EU:C:2015:524, BNB 2015/223 (hierna: het arrest Groupe Steria).
HR stelt prejudiciële vragen
De Hoge Raad oordeelt dat X NV zich kan beroepen op het arrest Groupe Steria. De Hoge Raad stelt de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie:
- Moeten de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag (nu 49 en 54 VWEU) zo worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling op grond waarvan een in een lidstaat gevestigde moedervennootschap geen valutaverlies in aanmerking kan nemen met betrekking tot het bedrag dat zij heeft geïnvesteerd in een dochtervennootschap die in een andere lidstaat is gevestigd en die niet in de fiscale eenheid kunnen worden opgenomen.
- Kan of moet voor de vaststelling van het in aanmerking te nemen valutaverlies ervan worden uitgegaan dat ook (een of meer van) de door de betrokken moedervennootschap middellijk, via die dochtervennootschap, gehouden en in de EU gevestigde directe en indirecte dochtervennootschappen zouden zijn opgenomen in de fiscale eenheid?
- Moet slechts rekening worden gehouden met valutaverliezen die bij opname in de fiscale eenheid van de moedervennootschap tot uitdrukking zouden zijn gekomen in de jaren waarop het geschil betrekking heeft? Of moeten ook de valutaresultaten die in eerdere jaren tot uitdrukking zouden zijn gekomen, in aanmerking worden genomen?
Het geding wordt geschorst totdat het HvJ EU uitspraak heeft gedaan.
Geef een antwoord