De Hoge Raad volgt het oordeel van het Hof. Vader heeft certificaten van aandelen in vennootschap aan kinderen geschonken tegen schuldigerkenning kinderen. Vader is ten gevolge van scheking inkomstenbelasting verschuldigd. Tussen vader en vennootschap wordt vordering op kinderen en belastingschuld verrekend. Hoge Raad oordeelt dat X geen vordering meer op A bv heeft, zodat er geen sprake is van resultaat uit overigen werkzaamheden. Het belang bij de belastingschuld gaat namelijk niet langer vader meer aan, maar de vennootschap.
Feiten: schenking van certificaten met schuldigerkenning
Een vader bezat tot begin januari 2008 alle certificaten van aandelen A in een besloten vennootschap (hierna: de BV). Hij heeft aan ieder van zijn drie dochters certificaten van aandelen A geschonken onder de last hem daarbij een bedrag schuldig te erkennen.
Vader was ten gevolge van de schenking van de certificaten van aandelen inkomstenbelasting verschuldigd. Voor het verschuldigde bedrag (hierna: de belastingschuld) werd renteloos uitstel van betaling verleend (artikel 25, lid 9, Invorderingswet 1990). Jaarlijks diende een tiende gedeelte van de belastingschuld te worden betaald.
Bij overeenkomst van 20 december 2010 tussen vader en de BV is bepaald dat de BV de vorderingen van vader en de belastingschuld van vader overneemt. De overeengekomen ‘koopprijzen’ ter zake van de vorderingen en de belastingschuld werden door de overeenkomst verrekend. Het restant van de koopprijs van de vorderingen wordt verrekend met een bestaande rekening-courantschuld van vader aan de BV. De Ontvanger gaat echter niet akkoord met de schuldovername.
Geschil: rentebate uit vordering op BV is als resultaat uit overige werkzaamheden meegenomen
De Inspecteur is bij het opleggen van de voorlopige aanslag voor het jaar 2010 van de aangifte inkomstenbelasting van de vader afgeweken en heeft als resultaat uit overige werkzaamheden een rentebate uit hoofde van een vordering op de BV over de periode van 20 december 2010 tot en met 31 december 2010 in aanmerking genomen. Vraag is of vader een resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten (artikel 3.90 en artikel 3.92 Wet IB 2001).
Oordeel Hof en Hoge Raad
Het Hof vindt dat dit niet het geval is. Het Hof stelt dat de schuldoverneming van de belastingschuld door de BV niet werkt tegenover de schuldeiser, omdat de ontvanger voor de schuldoverneming geen toestemming heeft gegeven (tweede volzin van artikel 6:155 BW). Volgens het Hof is de draagplicht van de belastingschuld van de vader op de BV overgegaan, sinds het sluiten van de overeenkomst tussen vader en de BV. De belastingschuld komt dus sinds de overeenkomst voor rekening en risico van de BV en gaat de vader economisch niet meer aan. Op basis hiervan is het Hof van oordeel dat de vordering niet bestond en dat de vader geen rentebate als resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten. Tegen het oordeel van het Hof is beroep in cassatie aangetekend. De Hoge Raad volgt de redenering van het Hof en het beroep in cassatie vervalt.
Zie verder: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:1900
Geef een reactie