Het moederbedrijf van een failliet schildersbedrijf is door de rechter veroordeeld tot een schadevergoeding wegens het ten onrechte niet vormen van een voorziening voor een lopende schadeclaim. Accountant Deloitte, die in deze kwestie volgens de rechtbank onrechtmatig heeft gehandeld, gaat vrijuit: het bestuur had een eigen verantwoordelijkheid.
Deloitte was de accountant van schildersbedrijf Welsec, onderdeel van de holding Harlingen Holding Industries (HHI).
Welsec en zusterbedrijf Welgelegen hielden zich onder meer bezig met het uitvoeren van onderhouds-, straal-, conserverings- en reparatiewerkzaamheden aan schepen in de industriehaven van Harlingen. Welgelegen is later opgegaan in scheepswerfbedrijf FSW.
Sanering
De industriehaven is begin jaren negentig onderzocht en toen bleek dat het slib in het achterste deel van de haven ernstig verontreinigd was. De Nederlandse staat heeft Welgelegen en Welsec eind 1992 aansprakelijk gesteld voor de kosten van sanering van de industriehaven. Die aansprakelijkstelling is in 1996 en 2001 herhaald.
Dat jaar heeft FSW een schikking getroffen voor 150.000 gulden. De saneringskosten werden toen geschat op € 2,6 mln tot € 3,0 mln, waarvan de gemeente Harlingen de helft zou betalen. De bodemsanering is in maart 2003 afgerond.
Deloitte heeft de jaarrekeningen van Welsec over 2000 tot en met 2009 opgesteld. In de jaarrekeningen over het jaar 2000 en 2001 wordt geen melding gemaakt van de claim van de Staat; in de jaren erna is geen voorziening getroffen voor een mogelijk te betalen schadevergoeding.
Veroordeling
Welsec en Welgelegen zijn in 2003 gedagvaard; tegen beide bedrijven is betaling van € 1,6 mln geëist. Moeder HHI sloot dat jaar een krediet van € 3 mln bij ABN Amro en leende in 2005 nog eens € 7,5 mln. Van 2003 tot en met 2009 is het bedrijfsresultaat van Welsec uitgekeerd als dividend. Welsec en Welgelegen zijn door de rechtbank elk veroordeeld tot betaling van € 1,3 mln. Tegen die uitspraak is beroep aangetekend.
Onderzoek
Het gerechtshof in Leeuwarden heeft in 2007 een onderzoek gelast naar de bronnen van de verontreiniging, om vast te stellen in welke mate Welgelegen en Welsec verontreinigende activiteiten hebben verricht.
In de jaarrekening 2006 tot en met 2009 is geen voorziening getroffen voor een eventuele schadevergoeding “omdat de omvang van de mogelijke verplichting niet op verantwoorde wijze en met voldoende betrouwbaarheid kan worden ingeschat”.
Faillissement
Het hof oordeelt in 2011 dat beide bedrijven € 1,2 mln (plus rente is dat € 1,9 mln) moeten betalen. ABN Amro laat weten naar aanleiding van het arrest aanvullende verplichtingen te verbinden aan het lopende krediet. Deloitte geeft aan dat intrekking van de kredietfaciliteit zal leiden tot een acuut liquiditeitsprobleem. “Wij, als controlerend accountant, zullen van deze continuïteitsbedreiging melding moeten maken in onze controleverklaringen bij de jaarrekeningen.” Deloitte raadt aan om op een schikking met de staat aan te sturen. Daartoe doet HHI een voorstel, maar daarop wordt niet gereageerd. Begin 2012 worden Welsec en Welgelegen failliet verklaard.
De curator bereikt overeenstemming met het bedrijf Langhout over de overname van Welsec. Hij stapt tevens naar de rechter omdat Welsec volgens hem schade heeft geleden doordat HHI in de jaarrekeningen. Deloitte wordt in tweede instantie aansprakelijk gesteld doordat in de jaarrekeningen geen voorzieningen zijn getroffen voor de dreigende claim van de staat.
Onrechtmatig handelen
De rechtbank Noord-Nederland acht bewezen dat HHI van 2005 tot en met 2009 niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen voorziening op te nemen voor de claim en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens schuldeisers. Ook Deloitte heeft onrechtmatig gehandeld, aldus de rechtbank. “Deloitte, dat sinds 2000 betrokken was bij de controle van de jaarrekeningen van Welsec, moet geacht worden bekend te zijn geweest met de financiële vermogenspositie van Welsec gedurende die jaren. Vast staat voorts dat Deloitte ten tijde van het uitvoeren van haar controlerende werkzaamheden bekend was met de claim van de Staat en met de (uitkomst van de) daarover tussen de Staat en Welsec gevoerde procedures. Gelet hierop had Deloitte als controlerend accountant het bestuur van Welsec in de betreffende jaren moeten adviseren om deze voorziening in de balans op te nemen in plaats van te volstaan met een vermelding van de claim in de toelichting op de balans. Voorts had Deloitte vanwege het ontbreken van een voorziening op de balans ter zake van de claim van de Staat haar goedkeuring aan de jaarrekeningen over de jaren 2005 t/m 2009 dienen te onthouden, omdat deze jaarrekeningen geen getrouw beeld gaven van de vermogenspositie van Welsec.”
Deloitte had niet mogen afgaan op het oordeel van de advocaat van HHI, die stelde dat over de proceskansen weinig te zeggen viel. “Daar komt bij dat de advocaat van Welsec zijn conclusie over de proceskansen zodanig voorzichtig heeft geformuleerd dat Deloitte daaruit, gegeven het feit dat de vordering van de Staat in 2005 in eerste aanleg was toegewezen en in 2007 in een tussenarrest in hoger beroep voorshands was bevestigd dat de Staat een vordering had, niet heeft kunnen concluderen dat voor de claim van de Staat in de jaren 2005 t/m 2009 geen voorziening in de balans hoefde te worden opgenomen.”
Onvoldoende gecontroleerd
Ook het verweer dat Deloitte niet kon voorzien dat het niet opnemen van een voorziening een groot risico op schade voor de schuldeisers van Welsec met zich bracht, gaat in de prullenbak. “Deloitte wist bij het goedkeuren van de jaarrekening over 2005 dat de vordering van de Staat in eerste aanleg was toegewezen en wist bij het goedkeuren van de jaarrekeningen van na 2005 bovendien dat in een tussenarrest in hoger beroep voorshands was bevestigd dat de Staat inderdaad een vordering had. Ook wist zij dat het eigen vermogen van Welsec tot het wettelijk minimum was teruggebracht en dat Welsec mede daardoor over onvoldoende vermogen beschikte om de vordering van de Staat te kunnen voldoen, mocht deze ook in hoger beroep worden toegewezen.”
Deloitte heeft daardoor onvoldoende uitvoering gegeven aan haar controlerende en informerende taak en aldus een risico in het leven te roepen dat daardoor schade voor de schuldeisers zou ontstaan, aldus de rechter.
Geen causaal verband
Toch wordt Deloitte niet aansprakelijk gehouden voor de door Welsec geleden schade. Er is onvoldoende bewijs voor een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de gestelde schade. Anders dan de curator stelt, vindt de rechtbank niet dat het bestuur van Welsec gehouden was om aan eventuele voorwaarden voor goedkeuring van de jaarrekeningen te voldoen. “Het bestuur was niet verplicht Deloitte als accountant aan te houden als het bestuur het niet eens was met het oordeel van Deloitte en was al evenmin gehouden het oordeel van Deloitte te volgen als het de mening was toegedaan dat dat oordeel niet juist was. Het bestuur heeft immers een eigen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de jaarrekening.” In eerdere rechterlijke uitspraken heeft het Welsec-bestuur geen aanleiding gezien een voorziening op te nemen. “Gelet hierop acht de rechtbank bepaald niet uitgesloten dat het bestuur van Welsec zich niet veel gelegen zou hebben laten liggen aan de weigering van Deloitte om goedkeuring te verlenen aan de jaarrekeningen.” De vordering tegen Deloitte wordt daarom afgewezen.
Geef een antwoord