Een accountant die zijn klant adviseerde een gouden handdruk van bijna vijf ton uit zijn stamrechtvennootschap te investeren in een bedrijfsverzamelgebouw, heeft een berisping gehad. De accountant droeg meerdere petten, maar werd uiteindelijk op de vingers getikt omdat hij zijn cliënt onvoldoende wees op eventuele risico’s van de investering.
De klant informeerde wat hij met zijn gouden handdruk zou kunnen doen. De accountant wees hem op investeringsmogelijkheden in het bedrijfsverzamelgebouw, waar hij ook zelf de huisaccountant bleek. Hij stuurde businessmodellen en overzichten. Volgens de klager bleef onvermeld dat hij daarop geen accountantscontrole op had toegepast. Op advies van de accountant gingen de investeerder en de exploitant van het bedrijfsverzamelgebouw een participatieovereenkomst aan. De investeerder verwierf een belang in het gebouw van 12,5 procent. De accountant stelde de participatieovereenkomst op.
‘Geen beleggingsadviseur’
De mondelinge opdracht is later niet schriftelijk bevestigd en ook niet nader beschreven. De accountant heeft op de zitting gezegd dat zijn inbreng beperkt bleef tot berekeningen over beleggingen in het vastgoed en in de onderneming van de eigenaar/exploitant van het business center. Hij zag zichzelf niet als beleggingsadviseur, maar had ‘meer in algemene zin een informatieverstrekkende en toelichtende rol voor beide partijen’. Klager is van mening dat de accountant niet objectief kon informeren over investeringen in vastgoed of ondernemingen van de eigenaar/exploitant van het bedrijfsverzamelgebouw. Ook vond klager dat hij onjuiste en onvolledige adviezen kreeg over de investeringen en niet werd gewezen op risico’s. Die waren er beslist, want de eigenaar van het bedrijfsverzamelgebouw had kwakkelende bedrijven. Dat liet de accountant onvermeld.
Beroepsregels
Klachtonderdeel werd door de tuchtrechter beoordeeld als niet-ontvankelijk, omdat de klacht was te laat ingediend. Het tweede klachtonderdeel b daarentegen werd wel gegrond bevonden. De Accountantskamer vindt dat, al had de accountant slechts een toelichtende rol gespeeld, hij toch tekort is geschoten. Ook dan had de accountant bij de uitvoering van de opdracht van klager moeten voldoen aan de toepasselijke beroepsregels. Dat (tuchtrechtelijke) oordeel wordt niet anders indien klager, zoals de accountant beweerde, zich wel degelijk bewust was van risico’s die hij liep of zich daarvan bewust had moeten zijn.
Gedragscode
Gelet op het voorgaande komt de Accountantskamer tot de conclusie dat betrokkene onvoldoende heeft onderkend wat de inhoud van zijn werkzaamheden ten behoeve van klager is geweest. Dat heeft ertoe geleid dat hij bepalingen van standaard 3400 van de NVCOS niet in acht heeft genomen. De handelwijze van de accountant was ook in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professionaliteit (zoals bedoeld in artikel A-100. 4 onder c. en e. van de Verordening Gedragscode. De berisping verdiende hij dik, aldus de tuchtrechter.
Geef een reactie