Een AA-accountant stelde de jaarrekening samen van een bedrijf, waarvoor hij ook de aangifte vennootschapsbelasting deed. Nadat dit bedrijf was overgenomen, gebeurden er volgens de boekhouder onoorbare dingen. De accountant had meer moeten doen, stelde de boekhouder bij de Accountantskamer. De aangeklaagde accountant vermoedde echter andere motieven bij de boekhouder.
Het is 29 juli 2022, bijna twee maanden nadat de aandelen van het bedrijf zijn overgegaan naar de kopende partij. De boekhouder van het overgenomen bedrijf schrijft een alarmerende e-mail aan de koper. ‘Afgelopen week zijn mij toch wel een hoop verontrustende zaken ter ore gekomen. Belastingen, pensioenpremies, verzekeringspremies, huur, borg, dividend en vele leveranciers zijn niet betaald.’ De boekhouder is op onderzoek uitgegaan en weet inmiddels de oorzaak. Het overgenomen bedrijf heeft nog maar € 3.606 euro aan liquide middelen. ‘Beetje weinig hoor voor een bedrijf van deze omvang’, schrijft hij.
Kas leeggetrokken
De reden van deze vrijwel lege kas is snel gevonden. De nieuwe eigenaar heeft in twee maanden tijd bijna 500.000 euro aan liquide middelen uit het overgenomen bedrijf gehaald. De boekhouder schrijft: ‘Op zich is dat geen probleem natuurlijk, mits de BV aan al zijn verplichtingen kan blijven voldoen, maar dat is dus niet zo.’ En ook: ‘Ik mag me dan verbaal onfatsoenlijk gedragen hebben, maar dat verbleekt natuurlijk wel met het onfatsoenlijk beleid wat jij hebt gevoerd vanaf het moment dat je de aandelen in handen had. Zo ernstig zelfs dat het in mijn ogen onbehoorlijk bestuur is!’
De email gaat ook naar de accountant die sinds 2019 de jaarrekening van het overgenomen bedrijf heeft samengesteld. De boekhouder voegt aan de mail toe: met de mededeling: ‘Wat jullie met deze informatie doen is uiteraard aan jullie’. De AA-accountant stuurt vrijwel direct een e-mail terug met de mededeling dat hij er niet inhoudelijk op kan ingaan vanwege de vertrouwelijkheid die hij in acht moet nemen. Hij stelt wel de visie van de boekhouder te zullen bespreken met de kopende partij.
Klacht ingediend
De boekhouder werkt sinds 2020 als zzp’er. Factureren voor zijn werk worden na de overname niet meer betaald. Daarom vraagt hij op 15 december 2022 het faillissement aan van het overgenomen bedrijf. Ook dient hij een klacht in bij de Accountantskamer tegen de AA-accountant. Hij verwijt deze twee zaken. In de eerste plaats heeft deze onvoldoende toezicht gehouden op het handelen van de kopende partij. Ten tweede vindt hij dat de accountant niet correct gehandeld heeft naar aanleiding van de melding van de boekhouder op 29 juli 2022. De accountant zou daarmee niet in overeenstemming met de NV NOCLAR hebben gehandeld en ook ten onrechte geen melding bij de FIU en het BFT over de ongebruikelijke transacties hebben gedaan.
Misbruik tuchtrecht?
Volgens de accountant maakt de boekhouder echter misbruik van het tuchtrecht. Diens doel zou het zijn het accountantskantoor waar de AA in dienst is civielrechtelijk aansprakelijk te stellen. De boekhouder is van mening dat het accountantskantoor nooit zijn fiat aan de verkoop had mogen geven en houdt het kantoor aansprakelijk voor de door hem geleden schade (zijnde de niet-betaalde facturen). De boekhouder heeft in dit verband de aansprakelijkstelling van 16 november 2022 overgelegd en de correspondentie met het accountantskantoor die daarop is gevolgd. Ook heeft de boekhouder gewezen op het faillissementsrekest. De AA-accountant stelt dat de boekhouder probeert via een omweg meer duidelijkheid over zijn verwijten te krijgen, zodat hij in een civielrechtelijk traject beter beslagen ten ijs komt.
Persoonlijk belang
De Accountantskamer gaat hierin echter niet mee. Volgens vaste rechtspraak is het niet relevant of een klager persoonlijk belang heeft bij het indienen van een klacht, stelt de Accountantskamer onder verwijzing naar een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 20 april 2021. Ook handelwijze van een klager en zijn (mogelijke) motieven doen niet ter zake. Van misbruik van klachtrecht zal dan ook niet snel sprake zijn. Dat de AA-accountant dus een mogelijk motief voor de tuchtklacht aanwijst, is onvoldoende om aan te nemen dat de boekhouder misbruik maakt van tuchtrecht.
De AA-accountant ziet nog een andere reden om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Het is volgens hem onduidelijk waartegen hij zich moet verdedigen. De boekhouder maakt niet duidelijk welke concrete tuchtrechtelijke norm in het geding is. De feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt gevraagd staan niet helder en duidelijk in het klaagschrift. Maar ook hierin krijgt hij geen gelijk van de Accountantskamer. Van een klager wordt niet wordt dat deze aan de hand van de regelgeving voor accountants duidelijk maakt welke norm precies in geding is. De klager kan volstaan met het stellen van de feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij blijkt uit het uitvoerige verweerschrift dat de AA-accountant wel degelijk duidelijk is wat hem wordt verweten.
Klachtonderdeel a
Het eerste klachtonderdeel gaat erom dat de AA-accountant onvoldoende toezicht zou hebben gehouden op het handelen van de kopende partij, die in korte tijd alle liquide middelen aan het overgenomen bedrijf heeft onttrokken waarmee de bedrijfsvoering en de continuïteit van het overgenomen bedrijf in gevaar is gebracht. In dit geval had de AA-accountant de opdracht de jaarrekening van het overgenomen bedrijf samen te stellen vanaf boekjaar 2019. Op die opdracht was NV COS 4410 van toepassing. Zo’n opdracht kan stilzwijgend worden voortgezet voor een volgend boekjaar. Tijdens de zitting toonde de AA-accountant overtuigend aan dat zijn opdracht was beëindigd. Hij had in augustus 2022 (twee maanden na de overname) een nieuwe opdrachtbevestiging aan de onderneming gestuurd, maar die was niet voor akkoord ondertekend. Omdat er geen instemming was, heeft de accountant uiteindelijk de beëindiging van zijn opdracht schriftelijk bevestigd. Hieruit volgt dat de accountant na de overdracht van de aandelen per 1 juni 2022 geen samenstelopdracht met betrekking tot het boekjaar 2022 meer had. Dit klachtonderdeel verklaarde de Accountantskamer ongegrond.
Klachtonderdeel b
Het tweede klachtonderdeel verweet de AA-accountant dat hij niet correct gehandeld had naar aanleiding van de melding van de boekhouder van 29 juli 2021 over de onttrekkingen. Maar naar het oordeel van de Accountantskamer heeft de accountant bepaald niet stilgezeten. Hij heeft het signaal van de boekhouder inzake liquiditeitskrapte als een ‘rode vlag’ gezien. De AA-accountant heeft de melding van klager onderzocht aan de hand van de stappen die de Nadere Voorschriften handelwijze accountant bij niet-naleving wet- en regelgeving door eigen organisatie of cliënt (NV NOCLAR) voorschrijven. Zijn bevindingen heeft de accountant neergelegd in verschillende notities. Hij heeft de mail van de boekhouder nog diezelfde dag intern gemeld bij de compliance officer. Daarna heeft hij de melding besproken met de CFO van de kopende partij. Na gesprekken concludeert de accountant dat de relatie tussen de boekhouder en de kopende partij onder druk stond, dat de financiële administratie niet op orde was en dat de kopende partij lastig grip wist te krijgen op de uitgaven. De AA-accountant komt tot de conclusie dat ‘de gekozen oplossing’ – de kopende partij laat alle betalingen via zichzelf lopen om meer grip te krijgen op administratie en automatische incasso’s – plausibel genoemd kan worden. De AA-accountant meent dat er geen signalen waren voor relevante niet naleving van wet- en regelgeving en dat er geen verdere actie noodzakelijk was.
De Accountantskamer stelde vast dat de AA-accountant naar aanleiding van de melding door de boekhouder bewust werd van informatie die wijst op relevante niet-naleving. De accountant heeft dus terecht ingezien dat hij de melding van de boekhouder niet links kon laten liggen. Op de accountant rust op grond van de NV NOCLAR de taak om inzicht te verkrijgen in de aard, omstandigheden en in de mogelijke gevolgen van de niet-naleving. Aan dat vereiste heeft de AA-accountant voldaan. Hij diende hierbij professionele oordeelsvorming toe te passen. Zijn conclusie was dat er geen sprake was van relevante niet-naleving van wet- en regelgeving. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat die conclusie onjuist was of op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen. In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond.
De boekhouder vond ook dat de AA-accountant melding had moeten maken in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet legt aan een financiële onderneming, zoals accountantsorganisaties, de verplichting op om bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU) melding te maken van een ongebruikelijke transactie (artikel 16 Wwft). Individuele beroepsuitoefenaren die binnen een dergelijke financiële onderneming werken, hebben deze meldplicht echter niet. Het valt de AA-accountant daarom niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij geen melding bij de FIU zou hebben gedaan van de onttrekkingen. Alleen al daarom is het klachtonderdeel ongegrond.
Lees hier de uitspraak in zaak 23/516 Wtra AK.
Moos zegt
Deze boekhouder is gezien de feiten voor 100% correct en zal ongetwijfeld gelijk krijgen mocht de zaak correct behandeld worden.