De ex-partner van een dga heeft bij de Accountantskamer voor de tweede keer een tuchtklacht ingediend tegen diens accountant. Hij zou er onder meer voor hebben gezorgd dat de kinderalimentatie uiteindelijk te laag is vastgesteld. Maar de tuchtrechter gaat daar niet in mee, al is de klacht wel deels gegrond.
De AA, eerder tegen een waarschuwing aangelopen, krijgt geen nieuwe maatregel opgelegd.
De AA verrichtte werkzaamheden voor twee BV’s; in 2018 eindigt de relatie van de dga van die BV’s, waarin zijn ex-partner vijftien jaar heeft gewerkt. De afwikkeling van de relatie neemt lang in beslag. In dat traject vraagt de man of de AA onder meer een vergelijking van zijn vermogenspositie in 2018 en 2019, de schuldpositie van de BV en een opstelling van zijn privévermogen kan maken. Dat gebeurt op blanco papier, maar later stuurt de AA die overzichten ook op briefpapier van zijn accountantskantoor toe.
Waarschuwing
De ex dient in 2021 bij de Accountantskamer een klacht in. In de kwestie zijn inmiddels advocaten ingeschakeld en de AA heeft stukken opgesteld waarvan hij wist of had moeten weten dat ze in een juridisch geschil zouden worden gebruikt zonder aan te geven dat ze alleen waren bedoeld voor het bereiken van minnelijke overeenstemming. Hij heeft bovendien geen actie ondernomen terwijl hij wist dat diverse stukken onjuist, onvolledig of misleidend zijn, zo klaagt ze. Ze krijgt gelijk van de tuchtrechter: de AA had zich moeten afvragen waarom de man de cijfers per se op briefpapier wilde hebben en wist dat er al drie jaar een geschil liep over de verbroken relatie. De Accountantskamer legt de maatregel van waarschuwing op.
Tweede poging
Twee jaar later volgt er weer een tuchtklacht van de ex en haar dochter, mede gestoeld op de jaarcijfers 2020 die inmiddels zijn opgesteld. Er is dan bij de rechter al een uitspraak gedaan over een omgangsregeling en over kinderalimentatie. Uit de klacht kan worden afgeleid dat het de ex vooral dwars zit dat de alimentatie lager is uitgevallen dan verwacht. Ze klaagt onder meer dat de AA na de eerste uitspraak van de Accountantskamer geen maatregelen heeft getroffen om de in haar ogen onjuiste gegevens aan te passen. Maar in de uitspraak is niet inhoudelijk over de onjuistheid van de cijfers gesproken, zodat daar ook geen actie op hoefde te volgen, zo oordeelt de tuchtrechter. Op twee andere punten klaagt de ex eveneens vergeefs, omdat ze een herhaling zijn van de klachten in de eerdere procedure.
Samenstellen is geen assurance
De AA zou zijn handtekening niet hebben gezet onder de jaarrekening 2020 van de holding, die bovendien fouten bevat, zo probeert zijn voormalig partner. De AA stelt dat er wel een (digitale) handtekening is gezet en daar neemt de Accountantskamer genoegen mee. Die overweegt ook dat bij een samenstellingsopdracht het management verantwoordelijk blijft voor de historische financiële informatie en voor de basis waarop die is opgesteld en gepresenteerd. ‘Een samenstellingsopdracht is geen assurance-opdracht. Daarom wordt bij een samenstellingsopdracht niet van een accountant vereist om de nauwkeurigheid of de volledigheid van de door het management verschafte informatie te verifiëren, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die in deze zaak echter niet zijn gesteld of gebleken.’
De AA mocht daarom bij het samenstellen van de jaarrekening uitgaan van de in de loonadministratie weergegeven bedragen. Dat daarin volgens de ex een onjuist bedrag aan nettoloon is opgenomen, komt voor haar rekening. De AA had ook niet de verplichting om resterende balansposten van de BV over te nemen in de jaarrekening, zoals ze stelt. ‘Dat betrokkene de holding heeft geadviseerd om de post met betrekking tot het (achterstallig) nettoloon van klaagster wel over te nemen in de jaarrekening, getuigt naar het oordeel van de Accountantskamer van zorgvuldig handelen.’
Verkeerde toelichting
Het ging wel mis met de toelichting bij de jaarrekening: daarin staat ten onrechte dat er op 31 december 2020 sprake was van een lening ten behoeve van het bestuur. Dat erkent de AA. ‘Dat sprake is van een onjuistheid is naar het oordeel van de Accountantskamer duidelijk kenbaar bij beschouwing van de betreffende balanspost die, naar onweersproken stelling van betrokkene, juist is weergegeven. Doordat de toelichting niet in overeenstemming is met de jaarrekening, moet worden geconcludeerd dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.’
Onjuist advies niet aangetoond
Het accountantskantoor heeft een verzoek ingediend bij de Belastingdienst om het dga-loon van de man te verlagen tot nihil, terwijl de AA kon vermoeden dat de man het dga-loon alleen wilde verlagen in verband met de vast te stellen kinderalimentatie, zo wordt verder geklaagd. Daardoor is de kinderalimentatie te laag vastgesteld bij het gerechtshof. Maar de tuchtrechter vindt dat niet verwijtbaar omdat de klagers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de AA de man hierover onjuist heeft geadviseerd of dat het verzoek ten onrechte zou zijn ingediend. Dat de AA in de eerdere procedure en in deze klachtzaak geen stukken heeft verstrekt, valt hem evenmin te verwijten omdat het verzoek van de klagers daartoe door de Accountantskamer was afgewezen.
Geen maatregel
De klacht is gedeeltelijk gegrond, maar de AA krijgt geen maatregel opgelegd. ‘Hiervoor is van belang dat klaagster voor de tweede maal een klacht tegen betrokkene heeft ingediend. Deze tweede klacht is gelet op de verklaringen van klagers ter zitting terug te voeren op de behoefte van klagers om duidelijkheid te verkrijgen over de vermogenspositie van de man, waarvoor zij bepaalde (originele) stukken in handen willen krijgen. Klagers hebben ten behoeve van hun tweede klacht gezocht naar andere verwijten die zij betrokkene zouden kunnen maken, zodat zij het handelen of nalaten van betrokkene opnieuw aan de Accountantskamer zouden kunnen voorleggen en zij opnieuw konden proberen betrokkene te bewegen om bepaalde stukken over te leggen. Het grootste deel van deze verwijten is niet-ontvankelijk, omdat deze al in de eerste procedure aan de orde zijn gesteld, of is ongegrond. Alleen het verwijt dat de toelichting bij de jaarrekening niet in overeenstemming is met de balans in de jaarrekening treft doel. Als dit klachtonderdeel gelijktijdig zou zijn ingediend met de (gegronde) klachtonderdelen uit de eerste tuchtprocedure, had dit niet tot een zwaardere maatregel geleid dan in de eerste procedure al is opgelegd. Daarom bestaat geen aanleiding om betrokkene voor dit verwijt een maatregel op te leggen.’
Geef een reactie