Moeten accountants leren leven met het feit dat hun beroep altijd onder het maatschappelijk vergrootglas ligt en dat zij daarmee altijd de gebeten hond zijn? Of moeten issues zoals fraude, corruptie en continuïteit van de onderneming nadrukkelijker een plek krijgen in de controleprotocollen van accountants?
Deze week was het weer een onderwerp in onze politieke arena. Zorgen over het teruglopende aantal kantoren dat nog OOB-controles kan en mag uitvoeren. 3 jaar geleden nog 10 nu nog maar de Big Four + BDO en Mazars. Accon avm betrad een aantal jaren geleden vol bravoure de OOB-auditmarkt en vertrekt nu – met de staart tussen de benen? – uit deze toch wel moeilijke markt. Baker Tilly kapt er ook mee. De cijfers van Baker Tilly zijn overigens wel illustratief. Op € 100 miljoen omzet bracht het OOB-segment € 400.000 aan omzet binnen. Peanuts dus, en dat voor een top 10 Nederlands kantoor!
Kamerleden Bruins en Dik-Faber (CU) stelden deze week de vraag of er sprake is van ‘onevenredige belasting van personen en middelen, met name voor de relatief kleinere oob-kantoren door de hoge gestelde eisen’. Oftewel wordt er door toezichthouders teveel gevraagd?
Boetes AFM niet onomstreden
En dan kijken we naar de AFM. De AFM legde in 2016 stevige boetes op aan de Big Four vanwege gebrek aan kwaliteit van hun controlewerkzaamheden. Het ging om stevige bedragen: Deloitte € 1,8 miljoen, EY € 2,2 miljoen, KPMG € 1,2 miljoen en PwC € 845.000. KPMG en Deloitte betaalden stil de boetes. Misschien vanuit het gevoel: wanneer je geschoren wordt, moet je stil blijven zitten. EY en PwC gingen in beroep gegaan en haalden ondubbelzinnig hun gram. EY en PwC stelden dat je op basis van een steekproef uit dossiers niet kunt beweren dat er slecht werk wordt geleverd. En de rechter haalde vervolgens een dikke streep door het complete AFM-dossier. De zaak dient nu in hoger beroep.
Dit maakt kantoren huiverig om de OOB-markt op te gaan of er te blijven. Zo blijft de OOB-markt een oligopolie van 6 – met daarin 4 dominante – kantoren.
AFM nog nooit geroepen dat jaarrekening ten onrechte werd goedgekeurd
Publiek vertrouwen in accountants en dan met name in de controlepraktijk is een lastig ding. Wanneer accon avm stelt – zoals eerder deze week – dat zij nog geen oordeel kunnen geven over de cijfers van softwarebedrijf DGB of Alumex of vorig jaar Value8, leveren zij dan slecht werk? Laten we niet op alle details ingaan. Zie-je-wel-reacties zouden stellen: ‘oh jee, gaat het weer mis bij die accountants.’ Waarschijnlijker is dat de betrokken accountant tegen de onderneming zegt: ‘sorry, dit is niet goed genoeg!’ Voor mij een teken dat die accountant zijn werk goed doet.
De SRA maakte in haar reactie richting de Commissie Toezicht Accountancy die 2 mei online werd geplaatst een paar goede observaties:
- De AFM heeft nooit gezegd dat er ten onrechte een goedkeurende verklaring werd afgegeven.
- Mensen verliezen vertrouwen in accountants omdat de toezichthoudende functie bij fraude, corruptie en discontinuïteit niet helder en duidelijk is.
Verwachtingskloof
De aloude verwachtingskloof. Ja, die jaarrekeningen kloppen wel, maar toch gaat een bedrijf door fraude en corruptie naar de ratsmodee.
De oplossing? Dat is een lastige. Uitleggen dat een jaarrekeningcontrole helemaal niet gericht is op het ontdekken van fraude? ‘Ja, waar hebben we die accountant dan voor?’ Uitbreiding van taken en rollen bij een jaarrekeningcontrole? ‘Kost wel heel veel geld en tijd en mankracht,’ is dan de voorspelbare reactie van de andere kant.
Moeten we – of beter gezegd accountants – dan leven met de gedachte dat hun beroep onder het vergrootglas blijft liggen? Misschien is dan toch de enige hoop beter toezicht, niet meer toezicht. Een AFM die niet op basis van steekproeven tot oordeel en boete komt, maar een AFM die inhoudelijk kijkt: wat heb je nu echt gedaan?
Frans Heitling
Geef een reactie