Neem het huidige stelsel van toezicht op de accountancy als startpunt bij de discussie over de toezichtstructuur. Dat stelt SRA in haar uitgebreide reactie op de internetconsultatie over het tussenrapport van de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA). ‘Niet alleen omdat onzes inziens het kind met het badwater wordt weggegooid maar ook vanwege mogelijke effecten op beeldvorming en perceptie bij stakeholders.’
In de reactie gaat SRA vooral in op het stelsel van toezicht op de accountancy, nadat de netwerkorganisatie in een eerste korte reactie op het CTA-rapport begin oktober al flink uithaalde naar de voorlopige conclusies en aanbevelingen over het toezicht. Door de SRA aangeleverde informatie daarover is volgens de organisatie door de CTA ‘onjuist, onvolledig en daarmee onzorgvuldig’ in het rapport verwerkt. Daardoor wordt volgens de SRA momenteel schade veroorzaakt ‘aan de reputatie van de RC en daarmee aan de reputatie van SRA-kantoren en de vereniging SRA’.
De volledige SRA-reactie is hier te vinden.
Zorgen over gevolgen omissies
Het SRA-bestuur spreekt nu nogmaals haar zorgen uit over de effecten van de ‘omissies op de reputatie van de RC, en daarmee op de reputatie van SRA-leden en de vereniging SRA. Wellicht belangrijker echter is onze zorg om de risico’s dat de door de commissie gehanteerde omissies en premisses kunnen leiden tot verkeerde conclusies en aanbevelingen voor de sector als geheel en accountantsorganisaties werkzaam in het wettelijke controledomein in het bijzonder.’
Aantal bevindingen herkenbaar
Het hele rapport in ogenschouw nemend zegt het SRA-bestuur zich in een aantal bevindingen te herkennen: ‘het noodzakelijke adresseren van de maatschappelijke verwachtingen rond fraude, corruptie en (dis)continuïteit, het belang van de keten en ieders verantwoordelijkheid daarin, de noodzaak van differentiatie (segmentatie en proportionaliteit) naar type klant/opdracht, het belang van duurzaam waarborgen van ‘kwaliteit’, het belang van een vaste beloning en egalitair winstdeling, en het belang om het beroep aantrekkelijk te houden. Over de oplossingsrichtingen en aanbevolen wegen daarnaartoe verschillen wij echter soms van mening met de commissie.’
SRA herkent zich niet in vereenzelviging met onder toezicht gestelden
SRA gaat in de reactie onder andere in op de constatering van de CTA dat men zich ten aanzien van de SRA niet aan de indruk kan onttrekken dat de balans tussen samenwerking en confrontatie te veel richting samenwerking neigt. Ook vermeldde de commissie het risico dat ‘de toezichthouder zich vereenzelvigt met de onder toezicht gestelde en daarom terughoudend is bij het nemen van harde maatregelen (supervisory forbearance) nog sterker dan bij een onafhankelijke toezichthouder. ‘SRA (geen toezichthouder) herkent zich niet in deze indruk. We voerden als vereniging als eerste partij binnen de sector (1992) reviews (en ballotage) in, omdat de vereniging kwaliteit centraal stelt. De kracht van onze vereniging ligt enerzijds in de mogelijkheid om additionele verplichtingen bovenop wet- en regelgeving te stellen aan onze leden. Dit resulteerde onder meer in het kwaliteitsprogramma (verplichte reviews bovenop de reguliere toetsingen; “koude douche”) bij alle vergunning houdende leden (Samen Beter, 2014-2018), dat een duidelijk effect heeft gehad op het zelfreinigende vermogen (inleveren van vergunningen). Ook de instelling van inventarisatiegesprekken is een voorbeeld. Daarnaast zijn de 53 aanbevelingen (rapport Publiek belang: het kan echt beter!, 2015) nadrukkelijk opgenomen in het SRA-kwaliteitsbeleid, en daarmee onderdeel van toetsing. Bovendien vindt overleg plaats met de toezichthouder over de wijze van toetsen.
Anderzijds kan de vereniging ‘coachend’ optreden omdat de kwalitatieve resultaten en bevindingen uit de reviews, verbeterplannen en inventarisatiegesprekken of bijvoorbeeld de SRA-Cultuurscan direct worden omgezet in (vaktechnische) handreikingen, leerdocumenten, visie en guidance, educatie, onderwerpen in Kringbijeenkomsten (37 vaktechnische bijeenkomsten per maand), et cetera. Hiermee versterken we het adaptieve en lerend vermogen binnen de vereniging, en leveren we een bijdrage aan het continu verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening binnen de sector.’
Constructieve dialoog
Dat neemt niet weg dat SRA verbetermogelijkheden ziet. ‘Vanzelfsprekend staat SRA open voor een constructieve dialoog met de CTA, AFM, NBA en andere stakeholders om te onderzoeken met welke aanpassingen bovengenoemde uitgangspunten zo goed mogelijk zijn geborgd in de toezichtstructuur. Niet alleen kunnen een aanpassing van het normenkader of toetsingscriteria onderwerp van gesprek zijn, ook een verdere vereenvoudiging van het huidige proces met twee convenanten kan besproken worden. Mogelijke denkrichtingen kunnen daarbij zijn:
- Een convenant tussen enerzijds toezichthouder en anderzijds een nieuw te creëren onafhankelijk orgaan (vallend onder de PBO) dat de kwaliteitstoetsingen gaat aansturen. SRA en NBA zouden daarin kunnen participeren.
- Een stelsel van accreditatie met meerdere partijen waarin de AFM eisen aan de kwaliteitstoetsingen stelt om de accreditatie uit te voeren: Toezicht op maat zoals hierboven geschreven.
Wij bevelen in ieder geval nadrukkelijk aan het huidige stelsel als startpunt te nemen, niet alleen omdat onzes inziens het kind met het badwater wordt weggegooid maar ook vanwege mogelijke effecten op beeldvorming en perceptie bij stakeholders.’
De door SRA voorgestelde opossingsrichtingen:
Geef een reactie