Twee RA’s hebben een voormalige klant juist geïnformeerd over meerkosten bij de jaarrekeningcontrole die hun kantoor uitvoerde. Ook ondernamen ze passende actie toen de klant onjuiste controleverklaringen bij de Kamer van Koophandel deponeerde, oordeelt de Accountantskamer.
Uitspraak: 19-917 19-918 RA
Jaarrekeningcontrole
De RA’s zijn werkzaam bij hetzelfde accountantskantoor. Een bedrijvengroep benaderde het accountantskantoor eind 2014 over de controle van de jaarrekeningen 2014 van twee autoverhuurbedrijven die deel uitmaken van de groep. Een van de RA’s stuurde daarop opdrachtbevestiging. Het honorarium zou € 14.600,– bedragen, uitgaande van tijdige volledige balansdossiers en concept-jaarrekeningen. Kort voordat daadwerkelijk begonnen zou worden met de controle verzocht de bedrijvengroep het accountantskantoor om het onroerend goed met ingang van het controlejaar 2014 op basis van de actuele waarde te waarderen. Nadat bleek dat dit tot aanzienlijke complicaties leidde werd daarvan echter afgezien. De andere RA mailde op een bepaald moment de controller van de bedrijvengroep met de vraag om de opdrachtbevestiging ondertekend terug te sturen en vermeldde daarbij: ‘De opdrachtbevestiging betreft de standaard controlewerkzaamheden en niet het meerwerk als bijvoorbeeld de omzetting naar actuele waarde en externe verslaggevingsissues.’
Onjuiste controleverklaring gedeponeerd
Het accountantskantoor gaf vervolgens een oordeelsonthouding af bij de jaarrekeningen 2014 van de twee autoverhuurbedrijven. Kort daarna deponeerde de directie van de bedrijvengroep bij de Kamer van Koophandel een niet ondertekende goedkeurende controleverklaring. Een van de RA’s schreef een brief over de kwestie waarin hij er op wees dat dit een ernstige overtreding van de wet- en regelgeving is en verzocht dringend onmiddellijk de deponeringen correct te doen. ‘Indien u hieraan geen gevolg geeft zullen wij dit strafdelict melden bij de daartoe gerechtigde autoriteiten. Daarnaast zullen wij de Kamer van Koophandel van de juiste stukken voorzien en uw financiers op de hoogte moeten brengen’, schreef hij bovendien. Die boodschap brachten de twee RA’s ook over in een ‘normoverdragend gesprek’ met de directie van de bedrijvengroep. Bovendien werd een incidentmelding gedaan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Meerkosten
Het accountantskantoor bracht boven het overeengekomen honorarium van € 14.600 voor de controle van de jaarrekeningen, over de jaren 2015, 2016 en 2017 in totaal € 88.639,65 aan meerkosten in rekening aan de groep. Over de hoogte van de facturen werd een procedure gevoerd bij de rechtbank Amsterdam. Bij verstekvonnis van 4 oktober 2017 wees de rechtbank Amsterdam de vordering van het accountantskantoor toe. Een van de verhuurbedrijven is tegen dit vonnis in verzet gekomen. Bij vonnis van 1 augustus 2018 heeft de rechtbank Amsterstam het verzet ongegrond verklaard. Tegen dit vonnis is door de groep hoger beroep ingesteld.
Klachten Accountantskamer
De twee autoverhuurbedrijven staken vervolgens bepaald niet de hand in eigen boezem, maar dienden verschillende klachten tegen de RA’s in bij de Accountantskamer:
a. Betrokkenen hebben de statutair bestuurder van klagers nooit verwittigd van overschrijdingen van de geoffreerde som;
b. Betrokkenen hebben disproportioneel gereageerd naar aanleiding van een voorval in verband met publicaties bij de Kamer van Koophandel
c. [Y2] heeft de rechtbank onjuist voorgelicht over een normoverdragend gesprek, waardoor hij de goede naam van [groep1] heeft geschaad;
d. Betrokkenen hebben onzorgvuldig gehandeld ten opzichte van klagers door de wijze waarop is ingestemd met waardering op grondslag van actuele waarde en door niet tijdig een voorbehoud te maken met betrekking tot het uitvoeren van controle op grondslag van actuele waarde.
Beoordeling meerkosten
Van die klachten blijft in het oordeel van de Accountantskamer echter niets overeind: ‘Uit de overgelegde correspondentie blijkt de Accountantskamer genoegzaam dat de geoffreerde som van € 14.600 enkel betrekking had op de standaard controlewerkzaamheden en niet op meerwerk, zoals werkzaamheden die verband hielden met de omzetting van de waardering van het onroerend goed naar de actuele waarde. Dit is uitdrukkelijk onder de aandacht van klaagsters gebracht. Klaagsters hadden dit dan ook kunnen en moeten begrijpen. Dat, zoals klaagsters hebben betoogd, de statutair bestuurders van klaagsters geen van beiden een hogere opleiding hebben genoten dan de Mulo en dat zij de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd waren, maakt niet dat moet worden aangenomen dat zij niet in staat waren om de inhoud van de hiervoor genoemde correspondentie te begrijpen. Hierbij komt dat binnen [groep1] ook hoog opgeleide professionals werkzaam waren zoals de interne accountant die, zo nodig, de statutair bestuurders konden bijstaan.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat betrokkenen klaagsters wel degelijk op de hoogte hebben gehouden van de te betalen bedragen, die de voor de controlewerkzaamheden geoffreerde som van € 14.600 te boven gingen. Zo zijn negen aan [X1] toegezonden nota’s, tot een bedrag van ruim € 51.000, zonder commentaar betaald. Ook zijn vanaf april 2016 aanmaningen naar [X1] gestuurd in verband met nog niet betaalde bedragen. De nota’s en aanmaningen waren gericht aan [B], als statutair bestuurder. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat betrokkenen klaagsters nooit hebben gewezen op overschrijdingen van de geoffreerde som van € 14.600. In dit geval boden de aan [X1] toegezonden facturen voldoende inzicht in de door betrokkenen verrichte werkzaamheden. Niet gebleken is dat de hoogte van de voor deze werkzaamheden in rekening gebrachte bedragen buitensporig of anderszins onredelijk is. Dat betrokkenen in strijd hebben gehandeld met de van hen te verlangen vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit is de Accountantskamer niet gebleken. Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.’
Onjuiste publicatie KvK
Ten aanzien van het klachtonderdeel over de onjuiste deponering stelt de Accountantskamer voorop dat in het maatschappelijk verkeer grote waarde wordt toegekend aan de juistheid van controleverklaringen bij jaarrekeningen van ondernemingen. ‘Het gaat immers om de verantwoording van de financiele positie en het resultaat van de onderneming. Ook derden, zoals financiers, houden rekening met dergelijke controleverklaringen. De deponering bij de Kamer van Koophandel van een onjuiste controleverklaring bij de jaarrekeningen van klaagsters was dan ook een ernstig feit. Dat de onjuiste, goedkeurende controleverklaringen die waren gedeponeerd niet voorzien waren van een handtekening, maakt dit niet anders. Omdat bekend was dat betrokkenen belast waren met de controle van de jaarrekeningen van klaagsters, bestond het gevaar dat zij in verband zouden worden gebracht met informatie die feitelijk onjuist was. Nu sprake was van een incident dat ernstige gevolg kon hebben voor de integere bedrijfsuitoefening van de accountantsorganisatie waar betrokkenen werkzaam waren, dienden op grond van artikel 32, derde lid, van het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta) passende maatregelen, gericht op het beheersen van de als gevolg van het incident opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling te worden genomen. Betrokkenen waren dan ook gehouden om passende maatregelen als hiervoor bedoeld te nemen.
De Accountantskamer stelt vast dat betrokkenen niet eerder hebben gehandeld dan nadat zij over de te nemen maatregelen hadden overlegd met de afdeling Vaktechniek van de NBA en met de AFM. Naar aanleiding hiervan is besloten tot een brief aan een van de bestuurders van klaagsters en het voeren van een gesprek met een normoverdragend karakter. In de brief van 14 april 2017, waarin klaagsters zijn aangesproken op de overtreding van wet- en regeling door de deponering van de onjuiste controleverklaringen, is duidelijk verwoord wat van hun werd verlangd. De in deze brief gekozen bewoordingen waren correct en zakelijk. Naar aanleiding van het overleg met de AFM is besloten tot een vormvrije, schriftelijke melding van dit incident bij de AFM. De Accountantskamer is van oordeel dat bij het nemen van passende maatregelen sprake is geweest van een zorgvuldig proces. Naar betrokkenen hebben verklaard is een en ander schriftelijk vastgelegd in het dossier. Van disproportionaliteit en excessief gedrag – zoals klagers betogen – is, ook gelet op artikel 9 VGBA, geen sprake geweest. Betrokkenen hebben, zoals blijkt uit de eerder genoemde brief van 14 april 2017, terecht maatregelen aangekondigd ten einde weg te nemen dat zij betrokken waren bij of in verband gebracht werden met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend was. Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.’
Geen onjuiste voorlichting over normoverdragend gesprek
‘Ten aanzien van het alleen op [Y2] betrekking hebbende klachtonderdeel c stelt de Accountantskamer voorop dat [Y2], blijkens een overgelegd proces-verbaal van comparitie, op 20 juni 2018 bij de rechtbank Amsterdam heeft verklaard dat sprake is geweest van een normoverdragend gesprek met [groep1], waarin [accountantskamer] [groep1] er in het kader van taxaties en waarderingen op heeft gewezen dat zij zich aan fiscale regelgeving diende te houden. [Y2] heeft ter zitting toegelicht dat deze verklaring geen betrekking heeft op het normoverdragende gesprek dat in april 2017 gevoerd is, maar op een eerder normoverdragend gesprek met [B] en zijn controller, dat heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016. [Y2] heeft op 19 oktober 2016 een brief gestuurd aan [X1] waarin verwezen wordt naar dit gesprek en waarin nogmaals wordt benadrukt dat [groep1] dient te voldoen aan wet- en regelgeving. Van onjuiste voorlichting van de rechtbank over het gevoerde normoverdragende gesprek is dan ook geen sprake geweest. Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.’
Communicatie over andere waardering
Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel stelt de Accountantskamer voorop dat niet door klaagsters betwist is dat de wens om de waardering van onroerend goed te laten plaatsvinden op grondslag van de actuele waarde, daags voor de aanvang van de controle is ingebracht door de groep. ‘Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkenen naar aanleiding van deze wens begonnen zijn met het verzamelen van achtergrondinformatie, in het licht van de consequenties die het overgaan naar waardering op grondslag van de actuele waarde voor klaagsters zou hebben. Betrokkenen hebben [groep1] vervolgens geadviseerd om, vanwege de complexiteit van deze overgang en de ontoereikende aanwezige controle-informatie, deze keuze te heroverwegen. Nadat zij aanvankelijk wilden doorgaan met de overgang naar waardering op grondslag van de actuele waarde, hebben klaagsters het advies van betrokkenen uiteindelijk opgevolgd en hebben zij hiervan afgezien. Niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkenen klaagsters te laat hebben gewezen op de risico’s van de overgang naar een andere wijze van waardering van het onroerend goed, dan wel dat betrokkenen te laat een voorbehoud hebben gemaakt. Klachtonderdeel d is daarmee ongegrond.’
De Accountantskamer verklaart de klacht daarmee in alle onderdelen ongegrond.
Geef een reactie