Een uitzendbureau dat chalets huurt voor gedetacheerde werknemers, is voor het beschikbaar stellen daarvan geen toeristenbelasting verschuldigd. Dat oordeelt de rechtbank Oost-Brabant. Naast het sleutelbeheer verricht het bureau geen aanvullende diensten.
Een uitzendbureau in de technische en logistieke sector reserveert voor gedetacheerde werknemers overnachtingsplekken. Het gaat voornamelijk om arbeidsmigranten die in diverse chalets worden ondergebracht, meestal op chaletparken. Een hotel in Oss heeft achter het hotelgebouw een kleine 180 chalets staan. Daarvan worden er in 2016 en 2017 15 verhuurd aan het bureau.
Aanslag
Belastingsamenwerking BSOB waar Oss onderdeel van uitmaakt, stuurt het uitzendbureau in 2018 aangifteformulieren toeristenbelasting 2016 en 2017. Die worden niet tijdig teruggestuurd. Eind dat jaar legt de BSOB aanslagen op van (gezamenlijk) zo’n € 21.000. Het bureau is toeristenbelasting verschuldigd, omdat het de gedetacheerden gelegenheid tot verblijf biedt, vindt de inspecteur. Het uitzendbureau neemt er geen genoegen mee en stapt naar de rechter.
Gemeentewet
In de Gemeentewet staat dat toeristenbelasting kan worden geheven van degene die gelegenheid biedt tot verblijf binnen de gemeente van niet-ingezetenen. Deze belasting kan vervolgens worden verhaald op degene wiens verblijf het betreft. Het uitzendbureau vindt dat het hotel degene is die gelegenheid biedt tot verblijf. De BSOB wijst echter op de website van het uitzendbureau, die vermeldt: ‘In het laatste kwartaal van 2018 is onze huisvesting geoptimaliseerd. Alle woningen voldoen uiteraard aan het SNF-keurmerk (=Stichting Normering Flexwonen). Onze facilitaire medewerkers doen er alles aan om de uitzendmedewerkers zo prettig mogelijk te laten wonen.’
Huurovereenkomst
Het bureau heeft kennelijk facilitaire medewerkers, concludeert de BSOB. Bovendien blijkt uit de huurovereenkomsten met het hotel dat het bureau op het terrein van de verhuurder een aantal chalets huurt en per chalet borg betaalt. Het hotel geeft als verhuurder de sleutels aan het bureau, dat bepaalt in welk chalet de uitzendkrachten geplaatst worden. Het uitzendbureau moet bij opzegging de chalets controleren, schoonmaken en eventuele schade repareren. Moet er bij oplevering alsnog worden schoongemaakt of moeten er gebreken worden hersteld, dan moet het uitzendbureau de kosten betalen. Daarmee is het bureau volgens de BSOB verantwoordelijk voor het onderhoud van de chalets en niet de verhuurder.
Onderhoud niet aannemelijk
De rechtbank stelt allereerst vast dat de BSOB heeft aangetoond dat het uitzendbureau de sleutel van de chalets beheert. Daarnaast is niet komen vast te staan dat het bureau een register bijhoudt van welke arbeidsmigrant in welk chalet verblijft en dat het bureau de kosten van gas, water, licht en internet betaalt. Het onderhoud van de chalets wordt door de verhuurder verzorgd. ‘Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres verantwoordelijk is voor het onderhoud van de chalets. Dat zij eventuele schade moet vergoeden is daarvoor onvoldoende.’ Tot slot zijn de facilitaire medewerkers in dienst van het hotel. ‘De eindschoonmaak van de chalets wordt gedaan door die facilitaire medewerkers en daarvoor betaalt eiseres € 25 per uur. De tussentijdse schoonmaak doen de arbeidsmigranten zelf.’ Deze feiten zijn onvoldoende om het bureau aan te merken als degene die gelegenheid biedt tot verblijf.
Gangbaar spraakgebruik
Verder is de situatie vergelijkbaar met die uit een eerder arrest van de Hoge Raad uit 2016: de verhuurder verhuurt volledig ingerichte chalets ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. ‘De bedrijfsactiviteiten van de verhuurder liggen, net als in die casus, in de sfeer van hotelactiviteiten. Ook bleek de verhuurder in die casus een aantal aanvullende diensten te verrichten, waaronder de schoonmaak en het onderhoud van de verhuurde appartementen. Onder deze omstandigheden werd de verhuurder naar gangbaar spraakgebruik aangemerkt als degene die gelegenheid biedt tot verblijf tegen vergoeding. Hieraan deed niet af dat de verhuurder de vergoeding voor zijn diensten ontving van een uitzendbureau.’ De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om nu anders te oordelen. ‘Dat de verhuurder in die casus ook een aantal bijkomende diensten verrichtte, doet hieraan niet af, omdat [de BSOB] onvoldoende heeft aangetoond dat [het uitzendbureau] die aanvullende diensten in casu wel heeft geleverd.’ Er is niet gebleken dat onderzoek is gedaan of het hotel eventuele bijkomende diensten verricht.
De rechtbank stelt het uitzendbureau in het gelijk en vernietigt de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2016 en 2017.
Uitspraak: ECLI:NL:RBOBR:2019:6972
Geef een reactie