Een AA is volgens de Accountantskamer behoorlijk in de fout gegaan toe hij bijsprong bij samenstellings- en adviesopdrachten van het administratiekantoor van zijn echtgenote. Bij dat werk voor een klant van het administratiekantoor zag hij zijn verantwoordelijkheid als accountant voor die werkzaamheden niet of onvoldoende onder ogen, oordeelt de tuchtrechter. Ook signaleerde hij onvoldoende bedreigingen voor het zich niet houden aan de fundamentele beginselen toen hij een waardering van het aandelenpakket van een andere aandeelhouder maakte die in conflict was met de klant van het administratiekantoor. Daardoor trof hij ook geen toereikende maatregel en handelde de AA volgens de Accountantskamer in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Uitspraak: 19-1209 AA
De AA is zelf partner bij een accountantskantoor. Zijn echtgenote exploiteerde een administratiekantoor als eenmanszaak. Het administratiekantoor was verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekening en het verzorgen van de VPB-aangiftes voor de BV die de tuchtzaak aanspande en voor een aantal dochtervennootschappen daarvan. Voor het digitaal verwerken van de administratie van de BV werd via het accountantskantoor waar de AA partner is een licentie voor het gebruik van Exact Online verstrekt. Via de rapportgenerator van het accountantskantoor werden de jaarrekeningen van de BV opgesteld. Voor het deponeren van de jaarrekeningen werd het computersysteem van accountantskantoor gebruikt.
Conflict tussen aandeelhouders
In februari 2018 staakte het administratiekantoor de werkzaamheden voor de DGA, zijn BV en de andere dochtervennootschappen omdat bleek dat er een conflict was tussen de DGA en een medeaandeelhouder in een van de dochtervennootschappen (beiden bezaten 50% van de aandelen in de dochtervennootschap). In juni 2018 liet die laatste medeaandeelhouder aan de AA weten dat hij niet meer met de andere aandeelhouder (de latere klager in de tuchtzaak) wilde samenwerken. Daarom vroeg hij de AA hem inzicht te geven in de waarde van de aandelen van de dochtervennootschap. Die maakte daarop een beknopte berekening op basis van de DCF-methode, die als eerste opzet diende. Later dat jaar bereikten beide partijen overeenstemming over de beëindiging van de samenwerking, waarbij ze een vaststellingsovereenkomst sloten. De medeaandeelhouder nam het aandelenbelang van de klager in de dochtervennootschap over en het administratiekantoor werd opnieuw opdracht gegeven om werkzaamheden voor de BV te verrichten. De klager stelde vervolgens schade te hebben geleden door het optreden van de AA, onder meer doordat zij haar aandeel in de dochtervennootschap voor een te lage prijs had verkocht. De klager stelde daarvoor zowel het accountantskantoor als het administratiekantoor aansprakelijk. Beiden hebben iedere aansprakelijkheid afgewezen.
Accountant betrokken bij administratiekantoor?
De BV spant ook een tuchtzaak aan. Om te kunnen bepalen of de AA zich, zoals de klager stelt, niet heeft gehouden aan de voor hem geldende wet- en regelgeving, is volgens de Accountantskamer eerst van belang vast te stellen in hoeverre hij betrokken was bij de jaarrekening 2016 van de dochtervennootschap. De Accountantskamer concludeert dat de AA op dusdanige wijze bij het administratiekantoor betrokken was, hetzij door de samenstelwerkzaamheden zelf te verrichten dan wel daarop toe te zien, hetzij door te fungeren als adviseur en vraagbaak, dat moet worden geoordeeld dat hij voor deze werkzaamheden feitelijk verantwoordelijk was. Dat dit niet, zoals hij zelf aanvoerde, was verdisconteerd in de prijs die was afgesproken met het administratiekantoor, doet daar niet aan af. Het waren ook werkzaamheden waarbij vakbekwaamheid als accountant is toegepast, zodat alle fundamentele beginselen van de VGBA daarop van toepassing zijn. Op de werkzaamheden ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening zijn de bepalingen van Standaard 4410 van toepassing.
Onvoldoende inzicht
Of de jaarrekening 2016 onjuistheden (al dan niet als gevolg van fraude) bevat, zoals de klager stelde, kan de Accountantskamer niet vaststellen. Daarvoor biedt het klachtdossier te weinig aanknopingspunten, oordeelt de tuchtrechter. In zoverre zijn de klachtonderdelen ongegrond. Wel concludeert de Accountantskamer dat de AA zichzelf in een dusdanige positie heeft gebracht dat hij dat ook niet goed kon vaststellen. Hij was immers niet werkzaam voor het administratiekantoor en als gevolg daarvan niet formeel bij de opdracht van de dochtervennootschap betrokken. Op de zitting heeft de AA verklaard dat hij bij de samenstelwerkzaamheden ‘af en toe meekeek’ en waar nodig vragen beantwoordde. Hij heeft volgens de Accountantskamer op deze wijze geen juiste invulling gegeven aan het bepaalde in Standaard 4410, hoewel hij daartoe, zoals gesteld in r.o. 4.6 wel was gehouden. Door deze werkwijze is het de vraag of hij voldoende inzicht in de entiteit heeft kunnen verwerven. De AA beschikte in ieder geval niet over de vereiste documentatie en de aansluiting daarvan op de jaarrekening en heeft als gevolg daarvan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet nageleefd.
Berekening waarde aandelen
Een ander gegrond verklaard klachtonderdeel ziet op de door de AA gemaakte berekening van de waarde van de aandelen de dochtervennootschap. Volgens de klager berekende de AA die waarde deze opzettelijk te laag, wilde hij zijn rol daarin geheim houden en zou hij niet hebben onderkend dat zijn objectiviteit in het geding was.
Objectiviteit
De AA heeft in zijn verweerschrift betoogd dat geen van de betrokken partijen cliënten van hem waren. Als gevolg daarvan was dan ook geen sprake van een conflict tussen cliënten. Zijn objectiviteit was dan ook niet in het geding, stelde hij zelf. De Accountantskamer oordeelt daar anders over:
‘Vast staat dat [administratiekantoor] de werkzaamheden voor [BV1] in februari 2018 heeft gestaakt. Vanaf dat moment was dan ook geen sprake meer van een cliëntrelatie tussen [administratiekantoor] en die vennootschap. Niettemin heeft [D] betrokkene in juni 2018 gevraagd een berekening van de waarde van het aandelenpakket van [BV1] te maken. Daarvan is klaagster niet op de hoogte gebracht, terwijl deze op dat moment ook nog aandeelhouder en bestuurder van [BV1] was. Betrokkene wist op dat moment van de onenigheid tussen beide bestuurders. Betrokkene had toen moeten onderkennen dat sprake was van een bedreiging voor het zich niet houden aan een fundamenteel beginsel, te weten het beginsel van objectiviteit. De afweging die betrokkene heeft gemaakt, te weten dat klaagster geen klant (meer) was en dat slechts sprake was van een indicatie van de waarde en geen officiële rapportage, is onvoldoende. Niet gebleken is dat betrokkene zijn vraag aan [D] en zijn advocaat over de bedoeling van het stuk heeft vastgelegd. Klachtonderdeel e. is in zoverre gegrond.
Dat betrokkene de aandelen willens en wetens te laag heeft gewaardeerd zoals klaagster beweert, is niet aannemelijk geworden, zodat het klachtonderdeel in zoverre ongegrond is.’
herman zegt
Het gaat in feite om 3 aparte zaken :
1e de vraag of een AA een nietAA mag bijstaan zonder opdracht en zonder honorering omdat het een bijstand aan de huwelijkspartner betreft.
2e Als dat zo is, is de AA gehouden de standaarden met name 4410 toe te passen ?
3e In dit specifieke geval van een aandelenwaardering in een conflictsituatie gaat het om de objectiviteit en onafhankelijkheid. Heeft niets met 1e en 2e te maken.