Zeven (voormalige) accountants die partner waren bij Horlings zouden Mazars bewust onjuiste en misleidende informatie hebben verstrekt in een geschil met twee voormalige partners die het niet eens waren met verlaging van de uittredingsleeftijd voor partners/aandeelhouders. Dat stelden de twee in een tuchtklacht bij de Accountantskamer, nadat de beide kampen eerder in een civiele procedure tot aan de Hoge Raad procedeerden. Waar die civiele procedure voor de twee toch vrij succesvol was, blijven ze bij de tuchtrechter met lege handen achter. De Accountantskamer verklaart de klacht namelijk volledig ongegrond.
Uitspraak: 23-1150,1151,1152,1153,1154,1155,1156 RA,AA en vh RA
De aandeelhouders van het inmiddels door de Jong & Laan overgenomen accountantskantoor Horlings besloten in 2014 om de uittredingsleeftijd voor partners/aandeelhouders te verlagen van 65 naar 62 jaar. Twee oudere partners – een accountant en een belastingadviseur – waren het daar niet mee eens, en na een arrest van de Hoge Raad moest het kantoor de twee in totaal ruim negen ton overmaken.
Tuchtklacht: misleiding en manipulatie
Toch dienden de twee voormalige partners een tuchtklacht in tegen zeven (voormalige) accountants die partner waren bij Horlings, waaronder de bestuurders van het accountantskantoor. De cijfers over 2017 van Horlings zijn namelijk op zo’n manier gemanipuleerd dat de accountant en belastingadviseur een lagere vergoeding kregen dan eigenlijk zou moeten, betoogde hun advocaat mr. Léon Spronken tijdens de zitting bij de Accountantskamer. Daardoor bevatte ook een rapport van Mazars, dat bij de civiele procedure in hoger beroep werd gebruikt, volgens de twee onjuiste cijfers. Met name de posten onderhanden werk en debiteuren zouden verkeerd zijn voorgespiegeld in de voorlopige cijfers, waar Mazars het mee moest doen.
Volgens advocaat Jan Garvelink, die de (voormalige) Horlings-partners bijstaat, had de tuchtklacht echter ‘een hoog rancuneus gehalte’. “Dat we hier vandaag staan is het gevolg van het feit dat klagers zeven jaar na dato nog altijd niet kunnen verkroppen dat dat ze als partners hebben moeten uittreden bij Horlings”, betoogde hij tijdens de zitting.
Oordeel Accountantskamer
Rancune of niet, de klacht mist volgens de Accountantskamer hoe dan ook grond. Wat het verstrekken van financiële informatie aan Mazars betreft, geldt dat Horlings voor het laatst financiële informatie heeft verstrekt in juni 2018. Dat Mazars in haar rapportage gedateerd 11 juni 2018 geen rekening heeft gehouden met positieve ontwikkelingen nadien valt geen van de betrokkenen te verwijten.
Onderhanden werk
Ook van de gestelde fouten in de jaarrekeningen is niet gebleken, oordeelt de Accountantskamer. Het gaat bij de voorziening onderhanden werk (OHW) om de waarde van in dit geval diensten die door Horlings wel zijn verricht, maar nog niet gefactureerd. Het accountantskantoor verantwoordt deze post in de jaarrekening als onderdeel van vorderingen en overlopende activa. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vordering. Hieraan is inherent dat de voorzieningen en afboekingen schattingsposten zijn.
In het verweerschrift en ter zitting is uitgebreid toegelicht hoe de schatting van het OHW tot stand is gekomen, overweegt de Accountantskamer. De twee klagers onderbouwden naar het oordeel van de Accountantskamer niet afdoende dat de post in de jaarrekening 2017 van Horlings en in het rapport van Mazars bewust materieel te hoog en het resultaat over 2017 daardoor te laag zouden zijn opgenomen. “Klagers baseren hun analyse immers op gegevens die bij het schatten van de post in de loop van 2018 niet bekend waren, nog daargelaten de betwisting door betrokkenen van de juistheid van die gegevens en de door klagers opgestelde kolommen. [accountantsorganisatie2] heeft zich gebaseerd op de cijfers per 4 juni 2018 en de jaarrekening 2017 is op 31 oktober 2018 vastgesteld. De Accountantskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat klagers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de post voorziening OHW bewust onjuist is vastgesteld. Daarmee kan zij ook niet vaststellen dat [[accountantsorganisatie2]] bewust misleidend is geïnformeerd en dat de voorziening OHW in de jaarrekening 2017 materieel te hoog is opgenomen.”
Ook op alle andere klachtonderdelen mist de klacht voldoende grond, oordeelt de tuchtrechter. De Accountantskamer verklaart de klacht dan ook geheel ongegrond.
Alexander Vissers zegt
Tijd voor een grondige herziening van het tuchtrecht opdat deze soort zaken, partnertwisten, echtscheidingsperikelen en andere zaken die in het privaatrecht thuishoren niet ontvankelijk zijn.