De coronapandemie heeft een significante negatieve impact op de Nederlandse economie vanwege zowel beperkingen aan de productiekant (aanbodzijde) als achterblijvende bestedingen (vraagzijde), blijkt uit een analyse door DNB van de aanbod- en vraagschokken in het tweede kwartaal.
In het tweede kwartaal van 2020 hebben negatieve aanbod- en vraagschokken ongeveer evenveel bijgedragen aan de economische krimp, constateert DNB. Dit geldt op zowel landelijk- als sectorniveau, alhoewel sommige sectoren harder zijn geraakt dan anderen. Ook het aantal gewerkte uren is in die periode flink gedaald, wat voor het merendeel is toe te kennen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Negatieve schokken in de vraag naar arbeid waren het grootst in sectoren met relatief veel flexwerkers.
Impact aanbod- en vraagschok op krimp productie
De coronapandemie kan worden gezien als zowel een aanbodschok als een vraagschok. Aan de ene kant worden, aan de aanbodkant, werkplekken gesloten om verspreiding van het virus tegen te gaan, waardoor de productie deels stil komt te liggen. Deze aanbodeffecten kunnen worden versterkt als ook gehele (grensoverschrijdende) productieketens worden verstoord. Anderzijds, aan de vraagkant, gaan huishoudens minder vaak de deur uit, bijvoorbeeld vanwege contactbeperkende maatregelen of de angst om besmet te raken, waardoor de consumptie afneemt. Een toename in de werkloosheid en een daling in het inkomen kunnen deze vraageffecten verder vergroten.
Voor een effectief stabilisatiebeleid is het van belang om te weten hoe groot de aanbodeffecten zijn ten opzichte van de vraageffecten. Een grote uitval aan de aanbodkant vereist immers een andere beleidsreactie dan een sterke vraaguitval. Ook voor monetair beleid is de relatieve omvang van aanbod- en vraagschokken relevant, omdat inflatie doorgaans anders reageert op een aanbodschok dan op een vraagschok.
Lees hier meer over de DNB-analyse.
Geef een reactie