Differentiëren in accountantsorganisaties die oob’s mogen controleren is vanuit het oogpunt van kwaliteit en een gelijk speelveld met de oob-kantoren niet wenselijk. Dat schrijft minister Hoekstra van Financiën in een Kamerbrief naar aanleiding van toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over de accountancy op 28 september. Daarin geeft de minister ook een overzicht van de regimes die momenteel gelden ten aanzien van de accountantscontrole van (semi)publieke instellingen, waaronder bij organisaties van openbaar belang (oob’s).
Differentiatie in eisen aan accountantsorganisaties
D66-Kamerlid Sneller vroeg Hoekstra tijdens het overleg of het mogelijk is te differentiëren in accountantsorganisaties die oob’s mogen controleren. De minister antwoordt daarop nu: ‘Dat zou betekenen dat bepaalde accountantsorganisaties zonder oob-vergunning of een oob “light”-vergunning controles van bepaalde oob’s zouden mogen uitvoeren, omdat zij aan hogere maatstaven voldoen dan de overige accountantsorganisaties zonder oob-vergunning. Dat vind ik vanuit het oogpunt van kwaliteit en gelijk speelveld met de oob-kantoren niet wenselijk. De juridische mogelijkheden daarvoor zijn bovendien zeer beperkt. Artikel 2 onderdeel 13, van de EU-auditrichtlijn bepaalt dat lidstaten ook andere entiteiten dan de hierboven genoemde vier verplichte oob’s mogen aanwijzen. Als van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt (wat in Nederland in 2020 is gedaan), wordt hiermee ook de EU-verordening van toepassing waarin nagenoeg alle eisen die aan de accountantsorganisaties met oob-vergunning zijn vastgelegd. Van deze verordening kan nationaalrechtelijk niet worden afgeweken op enkele lidstaatopties na.’
Kamerbrief toezeggingen op het terrein van accountancy najaar 2020
Geef een reactie