Een RA die in 2019 van de Accountantskamer een waarschuwing had gekregen voor zijn rol in de echtscheiding van een collega, heeft bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zonder succes beroep aangetekend. Hij ging met name de mist in bij het waarderen van een van de ondernemingen van een van de echtelieden.
De RA was deskundige in een echtscheidingszaak en moest onderzoeken wat het inkomen van de ex-echtgenoot (tevens RA) was voorafgaand aan de scheiding, zijn reële verdiencapaciteit en de waarde van zijn ondernemingen. Die scheidende RA werd in 2014 zelf voor vier weken doorgehaald omdat hij een gekochte woning onjuist had verantwoord en advocaatkosten verkeerd had opgenomen in de jaarrekeningen van een van zijn BV’s. De deskundige-RA moest onderzoeken of zijn vakgenoot vanaf april 2007 grote delen van het gezamenlijk vermogen had zoekgemaakt. De tuchtrechter oordeelde eind 2019 dat de RA te laat heeft uitgelegd waarom hij gegevens heeft veranderd die de ex-vrouw had aangeleverd. Bovendien is hij te makkelijk meegegaan in de gehanteerde waarderingsmethode bij de verkoop van een onderneming van de scheidende collega. Dat kwam hem op een waarschuwing te staan.
Uitgangspunt onvoldoende gerelativeerd
De man gaat in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Maar zonder succes: het college vindt ook dat hij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft geschonden. Zo heeft de RA er geen rekening mee gehouden dat de aandeelhouders van de betrokken verkochte onderneming in twee gevallen van de concept-aandeelhoudersovereenkomst zijn afgeweken die de basis vormde voor zijn waardering. ‘Daarmee heeft hij het uitgangspunt dat de aandeelhoudersovereenkomst aan de waardebepaling ten grondslag moet worden gelegd onvoldoende gerelativeerd. Appellant had meer aandacht had moeten besteden aan de (veel hogere) waardering die heeft plaatsgevonden bij de uittreding van [een partner] en de toetreding van [een nieuwe partner] , waaruit blijkt dat betrokken partijen zich kennelijk niet gebonden achtten aan de wijze van waardering zoals voorzien in de concept-aandeelhoudersovereenkomst.’ Ook het oordeel dat de RA in het concept-rapport al had moeten uitleggen dat en waarom hij wijzigingen heeft aangebracht in gegevens, blijft in stand.
In de scheidingszaak, die dateert uit de periode rond 2010, was nog een derde accountant betrokken. Deze AA werd in 2012 voor een maand doorgehaald wegens het afgeven van een ondeugdelijke accountantsverklaring.
Uitspraak: College van Beroep voor het bedrijfsleven, 6 juli 2021
Geef een reactie