Een boekhouder kocht het kantoor van een collega. Omdat de omzet daarna kelderde meende hij recht te hebben op een contractuele verlaging van de koopprijs. Maar als je omzetderving wil aantonen, zo stelde de rechter, dan moet je wel de juiste cijfers gebruiken.
Een boekhouder kocht in december 2019 het kantoor van een collega-boekhouder voor 150.000 euro. Hij nam onder meer immateriële activa over zoals relaties en het recht op de handelsnaam. De gekochte onderneming had in 2019 een omzet van € 300.000. Contractueel werd vastgelegd dat de koper, mocht de omzet in 2020 met meer dan 5% dalen, recht had op verlaging van de koopprijs, die in drie termijnen betaald moest worden.
Spaak
De betaling van de eerste termijn (€ 80.000) verliep volgens afspraak. Maar toen de tweede termijn overgemaakt moest worden (€ 40.000) kreeg de verkoper maar € 26.677 op zijn rekening. De derde termijn werd helemaal niet voldaan. De koper beweerde namelijk dat de jaaromzet over 2020 maar € 254.111 was geweest en dat de omzetvermindering als gevolg van vertrekkende klanten ruim een ton bedroeg. Hierdoor meende hij recht te hebben op een vermindering van € 94.209 op de verkoopprijs. Dit maakte dat hij zelfs al te veel had betaald voor het kantoor van de collega en hij vorderde ruim vijftigduizend euro terug. Bovendien had hij geconstateerd dat de verkoper zijn handelsnaam nog steeds zelf gebruikte en dat hij, in strijd met het concurrentiebeding, ook nog steeds administratieve diensten verleende.
Onjuiste cijfers
In december 2021 stonden beide boekhouders voor de rechter. Die stelde dat de kopende partij alleen recht had op vermindering van de verkoopprijs als was komen vast te staan dat er sprake was van een omzetdaling van meer dan 5% door vertrekkende klanten. De rechter constateerde dat de kopende boekhouder alleen excellijsten en een eigen berekening had laten zien, maar dat een (inzichtelijke) toelichting hierbij ontbrak. De verkopende boekhouder had veel beter onderbouwd waarom er volgens hem géén sprake was van omzetderving. Sterker nog, de verkopende boekhouder had gemotiveerd betoogd dat de door andere boekhouder gehanteerde cijfers onjuist waren en dat bovendien ook de wijze van berekening onjuist was. De rechter vond dus dat de kopende partij gewoon de afgesproken verkoopprijs moest betalen.
Vervolgens lagen er nog wat eisen van de kopende partij op tafel. Ten eerste verweet hij de verkoper dat hij zijn oude bedrijfsnaam niet actief had overgedragen. De rechter vond dat deze plicht niet uit het contract bleek. Een tweede grief was dat de verkopende boekhouder zijn handelsnaam nog steeds gebruikte en, in strijd met het contract, nog steeds als boekhouder actief was. De rechter vond echter dat de kopende partij dit onvoldoende had onderbouwd en ging mee met het verweer van de verkoper: hij stond alleen nog ingeschreven in het handelsregister om de btw van zijn advocatenrekeningen te kunnen aftrekken.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie