De Wet toekomst pensioenen (Wtp) is woensdag door minister Carola Schouten (Pensioenen) aan de Tweede Kamer aangeboden voor behandeling. Het wetsvoorstel is een uitwerking van het pensioenakkoord, dat in 2019 door het vorige kabinet en de sociale partners werd overeengekomen.
Afhankelijk van de wetsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer, geldt de nieuwe pensioenwet naar verwachting vanaf 1 januari 2023. De sociale partners en pensioenuitvoerders krijgen dan 4 jaar de tijd om pensioenregelingen aan te passen aan de nieuwe wetgeving, dus tot 1 januari 2027.
Wet toekomst pensioenen
De wet schept in de eerste plaats ruimte voor nieuwe pensioencontracten. Het pensioen wordt straks beweeglijker en sluit daarmee beter aan bij de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren, verwacht het kabinet. Als het goed gaat met de economie, dan gaat het verwachte pensioen of de uitkering omhoog. Als het economisch slechter gaat kan het omlaag gaan. In de pensioencontracten wordt beter aangesloten bij de risicohouding van de deelnemers, stelt het kabinet. Jongeren hebben de tijd om meevallers en tegenvallers in de beleggingen op te vangen. Naarmate mensen ouder worden is er minder ruimte om deze tegenvallers op te vangen. Daarom wordt de beweeglijkheid van de uitkering minder groot wordt als mensen (bijna) met pensioen gaan.
Het tweede doel van het wetsvoorstel is om pensioen voor de deelnemers transparanter en persoonlijker te maken. Iedereen gaat pensioen opbouwen via een premieregeling. De pensioenpremie staat centraal en wordt voor alle leeftijden gelijk. Met de nieuwe regels voor pensioen zien deelnemers duidelijker hoeveel geld zij en hun werkgever stoppen in hun pensioen en hoe snel dit bedrag groeit.
Ook zorgt het nieuwe pensioenstelsel voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt van nu, verwacht het kabinet. Werknemers blijven bijvoorbeeld minder vaak dan vroeger hun hele leven lang bij dezelfde werkgever of gaan aan het werk als zelfstandige. Het wetsvoorstel gaat mee met de tijd om dit soort kwetsbaarheden op te lossen.
Indexatie
In het wetsvoorstel zijn ook afspraken gemaakt om in de transitieperiode (2023-2027) al met de blik van het nieuwe stelsel naar het huidige stelsel te kijken. Pensioenfondsen die de intentie hebben om ook de huidige pensioenen over te zetten naar het nieuwe stelsel (het zogenoemde invaren) mogen onder voorwaarden met versoepelde indexatieregels rekenen. Hierdoor is er ook in aanloop naar de overgang op het nieuwe stelsel al meer zicht op indexatie.
Voor het jaar 2022 wordt door een apart besluit geregeld dat fondsen, vooruitlopend op de nieuwe pensioenwet, ook de ruimte krijgen om sneller te indexeren. Het voornemen is dat dit besluit per 1 juli 2022 in werking treed.
Sommige oude elementen blijven
Een aantal elementen uit het huidige pensioenstelsel blijven intact. Zo blijft de mogelijkheid van verplichtstelling, zodat uitvoeringskosten laag blijven en we collectief risico’s kunnen delen. Denk daarbij aan het langlevenrisico en nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. De fiscale facilitering blijft ruim genoeg om na de loopbaan met pensioen te gaan met 80% van het gemiddelde loon. Ook blijft de bestaande rolverdeling tussen de betrokken partijen behouden. De overheid stelt het wettelijk kader vast en zorgt voor de fiscale facilitering van de arbeidsvoorwaarde pensioen. Werkgevers en werknemers sluiten pensioenovereenkomsten en laten deze uitvoeren door een pensioenuitvoerder, terwijl DNB en AFM toezicht houden.
Geef een reactie