Een maatschap die administratie- en fiscale adviesdiensten levert, kan fluiten naar de achterstallige 2.000 euro die een klant nog moet betalen. Het gerechtshof oordeelt dat het kantoor bij het afspreken van een betalingsregeling duidelijker had moeten stellen dat er nog werk gefactureerd moest worden dat buiten de afspraak viel.
Een administratiekantoor levert voor 200 euro per maand administratieve en fiscale diensten aan een autorijschool, die niet altijd op tijd de rekening betaalt. Er is in september 2020 een schuld ontstaan van een kleine 9.500 euro. Dat is voor het kantoor reden om de rijschoolhouder aan te schrijven, want die heeft al anderhalf jaar geen bedrag meer overgemaakt. Het betalingsvoorstel is schappelijk: het administratiekantoor is bereid de schuld te verlagen tot 6.500 euro, maar dan moet de wanbetalende rij-instructeur wel weer de deelbetaling hervatten. Als reactie laat de rijschool weten geen plukjes van 125 euro per week, maar drie grotere betalingen te willen doen om de schuld in te lopen. En er wordt een andere boekhouder in de regio ingeschakeld, wordt meteen medegedeeld.
Nieuwe betalingsregeling
Eind december spreekt het kantoor over ‘de september 2020-regeling’, die ‘nadrukkelijk geen betrekking [hadden] op naderhand uitgebrachte facturen voor werkzaamheden nadien’. ‘De betreffende facturen van de regeling stammen reeds uit het voorjaar 2019 en de daarna verschenen facturen hebben betrekking op voortschrijdende werkzaamheden zoals samenstelling jaarrekening, aangiften omzetbelasting en Inkomstenbelasting.’ Kortom: er moet nog het een en ander worden betaald. In maart volgt er een nieuwe betalingsregeling voor een openstaand bedrag van 2.000 euro, waarvan de helft wordt gecrediteerd.
Maar er volgt geen betaling en de zaak komt voor de rechter, waar de rijschool betoogt dat er helemaal niet is afgesproken dat er nog 1.000 euro zou worden betaald. Daar reageert het administratiekantoor gevat op: als die betalingsafspraak niet is gemaakt, gaat de vordering omhoog naar 2.000 euro. Dat is immers waar het recht op had voordat de bestreden afspraak werd gemaakt.
Grondslag niet toegelicht
De kantonrechter gaat er echter niet in mee: het kantoor heeft niet gereageerd op het verweer van de rijschool en heeft bovendien geen volledig overzicht van verschuldigde en betaalde bedragen gegeven. Volgens de kantonrechter had het kantoor de grondslag van de eis niet toegelicht. In hoger beroep gaat het weer over de 6.500 euro van september 2020: dat was wat er tot dan toe was gefactureerd en nog niet betaald, maar daarnaast waren er werkzaamheden die al wel waren verricht, maar nog niet gefactureerd, zo betoogt het kantoor. En die moeten nog wel betaald worden.
Niet gespecificeerd
Maar ook het hof vindt dat de rijschool de portemonnee niet meer hoeft te trekken. Dat komt ten eerste omdat de schuld niet nader is gespecificeerd. En dat had wel voor de hand geleden omdat er sprake was van een langdurige relatie en er meerdere betalingsachterstanden waren geweest. ‘Uit de bewoordingen van deze e-mail van de maatschap, hoefde [de rijschool] niet te begrijpen dat het openstaande bedrag alleen maar zag op hetgeen reeds was gefactureerd en niet op wat nog niet was gefactureerd. [De rijschool] mocht verwachten dat de maatschap een totaaloverzicht had van alles wat [de rijschool] nog moest betalen.’
‘Eindafrekening is geen factuur’
Het kantoor (de maatschap) wijst er nog op dat er een dag na de afspraak gesproken wordt over een eindafrekening over boekjaar 2018. Maar daaruit had de rijschool niet hoeven opmaken dat er nog een betaling moest volgen, vindt het hof. ‘Een ‘eindafrekening’ is niet hetzelfde is als een factuur. Dat de maatschap een eindafrekening zou sturen, hoefde [de rijschool] niet op te vatten als een declaratie die hij moest betalen. Het kon ook een overzicht betreffen waarin de afspraak zou worden verwerkt. Het hof is van oordeel dat de passage erg onduidelijk is.’ Bovendien is er een dag eerder al overeenstemming bereikt, zodat niet meer doorslaggevend is wat de maatschap een dag later heeft gemaild. ‘Immers, de maatschap heeft op 3 september 2020 het voorstel gedaan dat op 9 september 2020 door [de rijschool] is aanvaard.’
Het kantoor krijgt ook van het gerechtshof het achterstallige bedrag niet toegewezen en moet zelf bijna 2.900 euro aan proceskosten aan de rijschool vergoeden.
Geef een reactie