Een accountantskantoor dat voor bijna 20.000 euro aan meerwerk in rekening bracht bij een advocatenkantoor, krijgt dat bedrag niet betaald. Het gerechtshof in Den Haag oordeelt dat er over die kosten vooraf onvoldoende duidelijkheid is gegeven aan de klant. Wel moet de advocaat de portemonnee trekken voor de fors hoger uitgepakte vaste kosten.
Een advocatenkantoor schakelt een accountantskantoor in voor de boekjaren 2017, 2018 en 2019. Er wordt een vast bedrag van 6.700 euro exclusief btw per boekjaar afgesproken. Onder de werkzaamheden vallen het verwerken van in- en verkoopfacturen, de btw-aangifte, tussentijds de resultaten bespreken, jaarrekeningen samenstellen, aangiften vennootschapsbelasting doen, de salarisadministratie van de twee vaste medewerkers en de dga doen, de IB-aangifte doen van de dga en zijn echtgenote. Meerwerk wordt op uurbasis berekend; vallen de vaste kosten hoger uit, dan wordt dat vooraf besproken.
Nog geen kwart van kosten betaald
En de kosten zijn een flink stuk hoger: tussen juli 2019 tot en maart 2020 factureert de accountant 47.323,10 euro (inclusief btw) aan het advocatenkantoor. Daarvan heeft 19.000 euro betrekking op meerwerk. Van dat bedrag betaalt de advocaat echter slechts 9.500 euro. Het accountantskantoor probeert het restant via de rechter betaald te krijgen. Die rechter veroordeelt het advocatenkantoor tot betaling van 14.821 euro aan vaste kosten, maar het meerwerk hoeft niet betaald te worden. Voor het gerechtshof eist het advocatenkantoor een deel van het betaalde bedrag terug en het accountantskantoor probeert alsnog het meerwerk vergoed te krijgen.
Geen duidelijkheid over meewerk
De rechter oordeelde eerder dat WEA niet duidelijk is geweest over wat precies als meerwerk werd beschouwd, geen prijsindicatie heeft afgegeven voor aanvullende werkzaamheden en niet heeft aangetoond dat er is gesproken over het aanpassen van de opdrachtsom naar aanleiding van extra werkzaamheden. Het hof sluit zich daarbij aan en somt op waaraan bij meerwerk moet worden voldaan: ‘In dat geval dient er van tevoren een prijsindicatie te worden gegeven, zodat de klant weet waar deze aan toe is, en is het – mede vanuit het oogpunt van transparantie – belangrijk om duidelijk te communiceren over de kosten van de werkzaamheden en dat als er in de praktijk blijkt dat de werkzaamheden omvangrijker en/of complexer worden, het overeengekomen bedrag moet worden aangepast.’ Bovendien volgt uit de overeenkomst dat het accountantskantoor meerwerk van tevoren met de klant overeen komt. ‘De zorgplicht verlangt in dit geval – juist vanwege de hiervoor genoemde transparantie – dat dit voorstel wordt vastgelegd, om te zorgen dat [het advocatenkantoor en de dga] weten waar zij aan toe zijn.’
Instemming kan ook blijken uit gedrag
Dat er niet is overeengekomen dat voor het verrichten van meerwerk een ‘uitdrukkelijk akkoord’ vereist is, mag niet baten. ‘Wel is vereist dat [het advocatenkantoor] met een voorstel over het meerwerk dienen in te stemmen. Dat kan blijken door een expliciet akkoord, maar evengoed ook door gedragingen van [de advocaat] c.s. waaruit [de accountant] redelijkerwijs – waarbij de in r.o. 14 genoemde zorgplicht […] ten aanzien van transparantie een belangrijk rol speelt – mocht afleiden dat zij impliciet met meerwerk instemden.’
Het accountantskantoor brengt nog naar voren dat gesproken is over het meerwerk, nadat er al twee facturen waren gestuurd: de administratie was onjuist en onvolledig, dus er moest eerst orde op zaken worden gesteld. Bovendien werden er werkzaamheden verricht die naar hun aard buiten de oorspronkelijke opdracht vielen: feitelijk liet het advocatenkantoor de volledige administratie de accountant voeren. Er is toen afgesproken dat de advocaat een medewerker in dienst zouden nemen die de administratie zou bijhouden en stukken zou aanleveren.
Meer werk is nog geen meerwerk
De advocaten hebben nooit om een prijsindicatie gevraagd en ‘laten een spoor van vernieling achter’ omdat ze een verkeerde voorstelling van zaken geven en gemaakte afspraken betwisten, aldus het accountantskantoor. Maar die bezwaren doen niet ter zake, vindt het hof, want de accountant heeft simpelweg geen duidelijk onderbouwd en vastgelegd voorstel voor het meerwerk gedaan. En het extra werk kan niet zonder meer als meerwerk worden beschouwd. ‘Anders gezegd: feitelijk meer werk is niet per definitie gelijk aan meerwerk in de zin van de offerte.’ Dat er sowieso werk is gedaan dat buiten de opdracht viel, is niet genoeg onderbouwd. En: ‘Gesteld noch gebleken is evenmin dat [de accountant] aan [het advocatenkantoor] heeft voorgesteld de vaste prijs aan te passen.’
Het meerwerk wordt dus niet betaald. Maar de advocaat mist ook doel met zijn vordering: er is wel per mail gesproken over een aangepast tarief voor de boekjaren 2017 en 2018, maar daaruit blijkt niet dat het om een lager tarief zou gaan. Dat boekjaar 2019 nog niet is afgerond, maar wel betaald, is verder geen reden om terugbetaling toe te wijzen. ‘Op dit punt is verder van belang dat uit art. 6:38 BW volgt dat indien er geen tijd voor de nakoming van een verbintenis is gesteld, de vordering tot nakoming direct opeisbaar is. Dat geldt ook voor de vordering tot betaling van een geldsom.’
Geef een reactie