
Soms zijn rechtsvragen aangewezen voor massaal bezwaar. Er is dan geen individueel beroep mogelijk. Maar zelfs bij massaal bezwaar moet de rechter soms individueel uitspraak doen. De Hoge Raad geeft daarvoor richtsnoeren in een arrest over privégebruik van de ‘auto van de zaak’ voor de omzetbelasting.
Een werkgever heeft aan haar werknemers een ‘auto van de zaak’ ter beschikking gesteld. De werknemers mogen deze ook voor privédoeleinden gebruiken. De werkgever heeft in de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2017 omzetbelasting op aangifte voldaan onder meer wegens privégebruik van de auto’s door de werknemers. Maar naar haar mening heeft ze te veel betaald en ze laat dit de belastinginspecteur weten. Die verwijst echter naar de ‘massaal bezwaar’-procedure die betrekking heeft op de kwestie van woon-werkverkeer en fiscaliteit. Op 21 april 2017 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in vier proefprocedures over de massaal-bezwaarvragen. Vervolgens heeft de Inspecteur een zogenoemde collectieve uitspraak gedaan op de bezwaren die waren aangewezen als massaal bezwaar.
Maar de werkgever legt zich er niet bij neer. Ze blijft van mening blijft dat zij te veel omzetbelasting heeft voldaan. Het woon-werkverkeer van haar werknemers kan helemaal niet als privégebruik worden aangemerkt, stelt ze, en alleen de variabele autokosten, en niet het vaste deel van de leasekosten kunnen tot de maatstaf van heffing (de uitgaven voor het privégebruik van de auto’s) worden gerekend. De Inspecteur vindt echter dat haar grieven betrekking hebben op een feitelijke uitwerking van de arresten van de Hoge Raad in de proefprocedures. Met die collectieve uitspraak is volgens hem de bezwaarfase geheel afgerond, hetgeen inhoudt dat er geen afzonderlijke uitspraak op bezwaar meer volgt. Zowel de rechtbank als (daarna) het gerechtshof geven de Inspecteur hierin gelijk. Beide partijen stellen beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Oordeel Hoge Raad
Eerst even wat theorie: bij een aanwijzing massaal bezwaar gaat het om de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag die van belang is voor de beslissing op een groot aantal bezwaarschriften. De inspecteur selecteert een of meer zaken als proefprocedure(s) waarin die rechtsvraag aan de belastingrechter wordt voorgelegd. Nadat de aangewezen rechtsvraag, al dan niet met bepaalde samenhangende kwesties, onherroepelijk door de belastingrechter is beantwoord, beslist de inspecteur door middel van één collectieve uitspraak op alle bezwaren waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt.
De inhoud van die collectieve uitspraak moet overeenstemmen met de rechterlijke beslissing in de proefprocedure(s) en moet zich lenen voor een collectieve, dus niet-individuele uitspraak. Daarom kan een collectieve uitspraak op bezwaar geen betrekking hebben op kwesties die nog een nadere beoordeling vereisen van de omstandigheden van het individuele geval. Tegen een collectieve uitspraak kan op grond van de wet geen beroep worden ingesteld. Dit om te voorkomen dat een belastingplichtige de rechtsvraag opnieuw ter beantwoording aan de rechter voorlegt. Als een bezwaar dat onder een aanwijzing massaal bezwaar valt, ook kwesties bevat waarvoor die aanwijzing niet geldt, moet de inspecteur op die andere kwesties beslissen bij een individuele uitspraak. Tegen die individuele uitspraak kan wel beroep worden ingesteld bij de belastingrechter.
De vraag of het woon-werkverkeer van de werknemers van de werkgever in kwestie als privégebruik van de ter beschikking gestelde auto moet worden aangemerkt, was niet aangewezen voor massaal bezwaar. De Hoge Raad heeft op deze vraag dan ook geen antwoord gegeven in de arresten van 21 april 2017. Ook in de collectieve uitspraak op bezwaar valt geen antwoord op die vraag te lezen. Hetzelfde geldt voor de vraag of ook een deel van de vaste leasekosten moet worden toegerekend aan het privégebruik van de auto’s.
Cijfermatige uitwerking
Op het punt waarop de Inspecteur in de arresten van 21 april 2017 in het ongelijk is gesteld, was per afzonderlijk geval nog een cijfermatige uitwerking nodig. Zo’n uitwerking vraagt om een nadere beoordeling van de omstandigheden van het desbetreffende geval. Omdat de uitkomst van die beoordeling van geval tot geval kan verschillen, leent een dergelijke uitwerking zich niet voor een collectieve uitspraak. De kwesties die in dat kader moeten worden beoordeeld, kunnen daarom niet worden aangemerkt als samenhangende kwesties die bij het antwoord van de Hoge Raad in de proefprocedure zijn beslist of in dat antwoord begrepen liggen.
Volgens de Hoge Raad had de Inspecteur dan ook bij individuele uitspraak op bezwaar over deze kwesties moeten beslissen. In zijn brief van 28 november 2017 heeft de Inspecteur dat geweigerd. Tegen die weigering om uitspraak op bezwaar te doen, stond beroep open bij de belastingrechter. Het beroep van belanghebbende bij de Rechtbank is dus ontvankelijk.
Oordeel over de inhoudelijke geschilpunten
Ook de cassatieklachten van belanghebbende, over de inhoudelijke geschilpunten, falen. Het woon-werkverkeer van de werknemers moet als privégebruik van de auto’s worden aangemerkt. Verder maken niet alleen de variabele uitgaven, maar ook de vaste leasekosten deel uit van de maatstaf van de heffing. De beslissing van het Hof blijft in stand.
Die hier de uitspraak: ECLI:NL:HR:2023:1094
Geef een reactie